Mei 1941, de staking van de 100.000 | Staken (en winnen) in tijden van oorlog
Een jaar nadat het Duitse leger België was binnengevallen, trok een grote stakingsbeweging over ons land. De beweging was gericht tegen het Belgische patronaat en de Duitse bezetter. Deze weinig bekende episode uit de oorlogsgeschiedenis toont aan dat staken loont, zelfs in een extreem moeilijke context.
“Verborgen in de donkere hoeken van de geschiedenis zijn zaken gebeurd waar niemand ooit over spreekt. Zo waren er in het voorjaar van 1941 twee ongeziene stakingen in het Luikse bekken en in Noord-Frankrijk. In volle bezettingstijd durfden bijna 200.000 arbeiders en mijnwerkers het aan de handschoen op te nemen tegen de bezetter. Ze waren dan ook tot het uiterste gedreven door de onhoudbare leef- en werkomstandigheden. Het lijkt onvoorstelbaar dat in zo’n context een sociale beweging kon ontstaan, maar het gebeurde.”
Zo begint de documentaire Oser la grève sous l’occupation1 (durven te staken onder de bezetting). De staking die “het Luikse industriebekken” op haar grondvesten deed daveren, staat bekend als “de staking van de 100.000”. En ze deed nog heel wat meer op zijn grondvesten daveren …
In die dagen zijn België en Noord-Frankrijk van groot strategisch belang voor de Duitse bezetter. Steenkoolontginning is in deze contreien de belangrijkste industrietak en steenkool is wat de nazi’s nodig hebben. Ze moeten immers de productie van hun wapens versnellen omdat ze niet alleen plannen hebben om de Sovjet-Unie binnen te vallen, maar ook onverwacht veel tegenstand ondervinden in Joegoslavië.
Ook de eigenaars van de mijnbouwbedrijven willen de productie verhogen. Nochtans zijn er minder werkkrachten: een deel van de mijnwerkers is opgeroepen om te vechten aan het front. De overgebleven mijnwerkers zijn met minder en moeten harder werken. En dat met een hongerige maag. Ze kunnen daarbij niet de hulp inroepen van de vakbonden, want die zijn verboden door de nazi’s ... (zie kader)
Staken = mogelijk voor oorlogstribunaal
De winter 1940-1941 is hard. Niet door het weer, maar door de miserie die het grootste deel van de bevolking treft. De lonen zijn geblokkeerd, maar de prijzen schieten omhoog. In zijn biografie van de communistische leider Julien Lahaut schrijft Jules Pirlot: “De rantsoenen verminderden. Er waren te weinig aardappelen. In april 1941 vroeg een ingenieur van de mijn van Seraing aan enkele arbeiders wat ze mee hadden om te eten. Twee van hen hadden niks te eten mee. Een andere had een paar wortelen. De anderen hadden een stuk brood mee, af en toe met iets op. Slechts één mijnwerker had wat vlees mee. Het zegt iets over de levensomstandigheden van de arbeiders tijdens die eerste maanden van de bezetting. Het moreel bereikte een dieptepunt, er braken spontane stakingen uit en de productie vertraagde.”2
“Het land lag onder militaire bezetting en een staker kon mogelijk voor het Oorlogstribunaal komen, wat kon de metaalarbeiders en de mijnwerkers dan zover drijven dat ze bereid waren zulke risico’s te nemen?”, vraagt Sophie Soukias, hoofdredactrice van Les Journaux de Guerre zich af.3 “Het land werd al sinds de eerste oorlogswinter geteisterd door honger. Vanaf eind 1940 werd voedsel schaars en de voedselprijs steeg dag na dag. De arbeiders werden het zwaarst getroffen, de prijzen op de zwarte markt waren onbetaalbaar voor hen. Hun loon volstond hoegenaamd niet om in hun levensonderhoud te voorzien. Op 7 mei 1941 was hun geduld op: de vijftien kilogram aardappelen waar elke werknemer recht op heeft, kunnen niet meer geleverd worden, want er zijn geen aardappelen meer … Een staking lijkt de enige oplossing.”
“In het hele land wordt de arbeidersstrijd heviger”
Begin 1941 ontstaan tal van sociale bewegingen. De teksten van Le Drapeau Rouge, het – op dat moment clandestiene – blad van de Kommunistische Partij van België (KP) zijn duidelijk: “Er zijn tal van stakingen en op meerdere plaatsen voeren de arbeiders strijd. Met succes. In het hele land strijdt de arbeidersklasse voor haar levensomstandigheden. Overal waar de arbeidsduur toeneemt, overal waar er ondervoeding is, overal waar de democratische rechten en vrijheden worden onderdrukt, reageren de arbeiders met stakingen. De officiële pers rept uiteraard met geen woord over deze bewegingen, maar de waarheid verspreidt zich snel. De overwinningen stimuleren de moed en de strijdlust van alle werknemers. (...) Midden januari brak een staking uit in een dozijn kolenmijnen in de buurt van Bray. Vlaamse arbeiders moesten van de bazen langer werken om te compenseren dat hun trein ’s morgens te laat was geweest. Ze weigerden in de mijn af te dalen. Uit solidariteit sloten de Waalse arbeiders zich aan bij de beweging. De bezetter kwam de mijnpatroons onmiddellijk te hulp. (...) In de streek rond Luik legden arbeiders in meer dan vijftien kolenmijnen het werk neer. Ze eisten meer voedsel en loonsverhoging.” (Le Drapeau Rouge, februari 1941).
In het volgende nummer klonk het: “Maart 1941. Er vonden nieuwe stakingen plaats in de Borinage. In het hele land wordt de arbeidersstrijd heviger. Nadat er eerder al stakingen waren in Luik en de regio Centre, gingen nu ook duizenden dappere mijnwerkers uit de Borinage in staking om hun rechten te verdedigen (...) In Gent stopten de metaalarbeiders van de Carelsfabrieken een uur met werken voor betere rantsoenen. In Hoboken voerden de arbeiders van de scheepswerven van Beliard en Crighton actie om brood, aardappelen en vlees te eisen. Dit soort acties zien we steeds vaker in het hele land en onze huisvrouwen en arbeidsters zijn daarbij niet minder strijdlustig.”
Keuze is gemaakt
En april? Historicus José Gotovitch vertelt: “April was een sociaal bewogen maand. Er waren stakingen die bijzonder goed werden opgevolgd in Henegouwen en Gent, terwijl de stakers toch voor de krijgsraad konden komen.”4 Maar dan komt mei.
In de aanloop naar het Feest van de Arbeid hebben socialisten en communisten andere ideeën. De socialisten roepen hun achterban op om op 1 mei een meiklokje in hun knoopsgat te dragen, terwijl de communisten de tijd rijp achten voor echte acties. Jules Pirlot: “De communisten riepen de werkmensen op om de mijnen en de fabrieken te verlaten, en hun rechten op te eisen. Op 1 mei waren er werkonderbrekingen in de textielfabrieken in Gent en in de kolenmijnen van de Borinage. Her en der zag je rode spandoeken en vlaggen. De oproep was dus een verdeeld succes.”5
Een staking organiseren is al niet makkelijk in tijden van “vrede”. Maar wat dan te zeggen van een staking onder nazibezetting? Na 1 mei zijn er twee mogelijkheden: opgeven of opnieuw beginnen. De arbeiders van de mijnbekkens hebben hun keuze gemaakt. “En deze keer is de schokgolf regionaal, nationaal en zelfs internationaal.”6
Op 9 mei weigeren de arbeiders van de mijn van Boverie in Seraing af te dalen ondergronds. De dag nadien – de eerste verjaardag van de Duitse inval – lopen de arbeidsters van de smelterij van Cockerill de hele fabriek af om alle arbeiders van het grootste staalbedrijf van Luik te overtuigen het werk neer te leggen. Achtduizend arbeiders gaan in staking. Het nieuws verspreidt zich als een lopend vuurtje. De staking deint uit tot over de landsgrenzen, tot in Noord-Frankrijk. (zie kader)
“De staking gaat door verdomme!”
Een van de vakbondsleiders – een communist – zal een opvallende rol spelen. Metaalarbeider en schepen van Seraing Julien Lahaut houdt de stakingsbeweging levend. “Hij is de drijvende kracht achter een stakingscomité dat zijn hoofdkwartier vlakaf in het stadhuis van Seraing heeft. Op 12 mei ontvangt het schepencollege een delegatie van de mijnwerkers die klagen over het tekort aan voedsel, over de lonen en de hoge belastingen. Het schepencollege steunt de mijnwerkers en verklaart dat hun staking de hele bevolking aanbelangt. Julien Lahaut krijgt het mandaat om een delegatie naar Brussel te leiden. De delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van de industriëlen en van de arbeiders van het bekken. Op 13 en 14 mei ontmoeten ze De Winter, algemeen secretaris voor de landbouw en verantwoordelijk voor de voedselbedeling”, schrijft Jules Pirlot.
En dan volgt het relaas van een belangrijke episode uit de stakingsbeweging: “Terug uit Brussel brengt Julien Lahaut verslag uit bij het college. Rond 20 uur geeft hij een toespraak voor een enorme menigte. De Feldgendarmerie (de Duitse militaire politie, n.v.d.r.) heeft de bajonetten in aanslag en staat klaar om te chargeren. Een vliegtuig vliegt over Seraing. Het stakingscomité krijgt van de bezetter de opdracht om de mensen op te roepen terug aan het werk te gaan. Lahaut onderhandelt even met de militaire autoriteiten en vraagt tien minuten uitstel. Van die tijd maakt hij gebruik om door de menigte te lopen en te roepen: ‘Verspreid jullie, ga niet in op de provocatie. De staking gaat door, verdomme!’ Op 17 mei worden alle vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers bij de Kommandantur geroepen, waar ze bedreigd worden. Tussen 19 en 21 mei gaat iedereen weer aan de slag. Julien Lahaut vertrekt daarop naar Brussel en kondigt op 21 mei aan dat de Duitse autoriteiten snel aardappelen en voedselhulp naar Luik zullen sturen.”7
“Een onmiskenbaar succes, zonder slachtoffers”
Na tien dagen staken hebben de werkende mensen hun slag thuisgehaald: “De eisen gingen over een aanzienlijke verbetering van de rantsoenen, maar ook over een loonsverhoging van 25% nadat de lonen op 10 mei geblokkeerd waren. In een context van oorlog zijn de resultaten verbluffend: er kwam een loonsverhoging van 8%, maar ook een vakantiepremie, extra rantsoenen ... De beweging, die tijdens de bezetting ‘de staking van de 100.000’ werd genoemd, was een onmiskenbaar succes, waarbij bovendien geen slachtoffers vielen.”8
Wat de werknemers niet weten, is dat het bevel om extra voedselpakketten te verstrekken, afkomstig is van Adolf Hitler zelf, aldus José Gotovitch. “Halder (chef van de generale staf van het Duitse leger, n.v.d.r.) volgde de stakingsbeweging van dag tot dag, en Hitler beval hoogstpersoonlijk onmiddellijk voedsel te bedelen om een einde te maken aan een stakingsbeweging die per dag 2.000 ton staal kostte.”9 Op een moment dat Duitsland zich opmaakt om de Sovjet-Unie binnen te vallen, is een dergelijk verlies van materiaal catastrofaal.
De invasie vindt een maand later plaats. Op 22 juni gaat Operatie Barbarossa van start. Tegelijk start een verschrikkelijke repressie tegen Belgische en Franse communisten (in België werden 1.800 communisten en linkse militanten opgepakt door de bezetter, met behulp van de Belgische politie). Julien Lahaut wordt gearresteerd en naar een Duits werkkamp gestuurd. Na de bevrijding keert hij terug. Duizenden andere mannen, vrouwen en kinderen zijn een ander lot beschoren …
“Maar de anderen, wat hebben die gedaan?”
“De staking van de 100.000” heeft echter aangetoond wat de kracht is van de communisten en hun partij. “De demagogische arbeidersretoriek van de nazi’s bleek vals. De directe strijd geeft de arbeidersklasse vertrouwen in eigen kracht. (...) Er is een verbinding gemaakt tussen de sociale beweging en de nationale actie. De [Kommunistische] Partij heeft nu een brede werking. Met behulp van het volk in Vlaanderen en Wallonië zal ze de beste manier zoeken om de strijd aan te gaan.”10
Deze beweging zorgt voor “een essentieel psychologisch effect”, aldus José Gotovitch, namelijk het idee “dat je toch kunt strijden, ondanks het feit dat het verboden is”.11
Waarom dan die stilte rond deze stakingsbeweging? Een van de stakers uit de film “Oser la grève sous l’occupation”, geeft een mogelijke verklaring: “De arbeidersklasse staat onderaan de ladder. Men wilde verbergen dat de heersende klasse had gefaald. Als de rol van de arbeidersklasse te zeer in de verf was gezet, zou men gezegd hebben: ‘Maar de anderen, wat hebben die gedaan?’”
1. “Oser la grève sous l’occupation”, een documentaire van Dominique Dreyfus & Marie-Jo Pareja, 2016, 52 min. • 2. Julien Lahaut vivant, Jules Pirlot • 3. Les journaux de guerre 1940-1945, nr. 11 • 4. “Du rouge au tricolore, résistance et parti communiste”, José Gotovitch, 1992 • 5. “Julien Lahaut vivant” • 6. “Du rouge au tricolore …” • 7. “Julien Lahaut vivant” • 8. “Du rouge au tricolore …” • 9. idem • 10. idem • 11. Les journaux de guerre 1940-1945, nr. 11
Staken zonder vakbonden ...
Zodra de nazi’s het land overnamen, verboden ze politieke partijen en vakbonden. Ze installeerden een vakbond, de UHGA, die een marionet was van de bezetter, maar de werkende bevolking liet zich niet bij de neus nemen.
“De bezetter wil niet alleen het economische, maar ook het sociale leven op Duitse leest schoeien en stuurt aan op de vorming van een eenheidsvakbond. De traditionele vakbonden krijgen bevel hun activiteiten te staken. De voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij BWP (voorloper van sp.a en PS, n.v.d.r.), Hendrik De Man, ontbindt zijn partij en richt het Nieuw Belgisch Vakverbond (NBV) op, dat aangepast is aan de nieuwe orde en waarvan vele socialisten zich distantiëren. Begin november 1940 vormen het NBV, de Liberale Vakbond en de corporatistische strekking binnen het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) en de katholieke werkgeversorganisatie samen de Syndicale Unie der Belgische Arbeiders. Dat verbond strookt niet met de plannen van de bezetter omdat het te weinig centralistisch is en dus te veel ruimte laat voor de bestaande vakbonden. Onder Duitse impuls wordt enkele weken later een echte eenheidsvakbond opgericht, namelijk de Unie van Hand- en Geestesarbeiders (UHGA). (...)
De UHGA start met 250.000 leden, terwijl de traditionele vakbonden voor de oorlog een miljoen leden telden. Ze komt niet alleen slecht van de grond, maar verliest ook heel snel meer dan de helft van haar leden. (...)
De overgrote meerderheid van de arbeiders voelt niets voor de eenheidsvakbond, die zich van bij de aanvang onmachtig toont om hun sociale eisen kracht bij te zetten. Aangespoord door vooroorlogse vakbondsleiders grijpen arbeiders naar het stakingswapen om zich tegen de enorme achteruitgang van de levensstandaard te verzetten. (...)
Belangrijker is dat zich een duidelijk alternatief aanbiedt voor de eenheidsvakbond. De staking is vooral het werk van communistische militanten en geeft een nieuw elan aan de clandestiene communistische vakbondsbeweging, de Syndicale Strijdcomités (SSC). Die organiseren het sociale verzet niet per sector maar op de werkvloer en dat geeft de arbeiders het gevoel dat ze opnieuw een spreekbuis hebben.
De stakingsbeweging is in hoofdzaak tegen de bezetter, maar uiteraard ook tegen de werkgevers gericht.”
Uittreksels uit de “Nieuwe Geschiedenis van België” Volume 2: 1905-1950”, Michel Dumoulin, Emmanuel Gerard, Mark Van den Wijngaert, Vincent Dujardin, 2006, p. 1161-1162
De staking in Frankrijk
Toen de nazi’s aan de macht kwamen, voegde de bezetter de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais toe aan België.
De Franse Communistische Partij (PCF) wordt eind 1939 officieel ontbonden door de Franse regering. De PCF gaat ondergronds en plant een staking in het noorden van het land. De departementen Nord en Pas-de-Calais zijn van strategisch belang: ze leveren 70% van de kolen voor het hele land (de volledige productie van het Lotharingse steenkoolbekken wordt opgeëist door Duitsland).
Op 27 mei lanceert PCF Nord een oproep voor een staking in het hele mijnbekken. Om de staking te breken werken de mijnbouwbedrijven samen met de nazi’s. De Gestapo kon nooit zelf over een lijst van alle stakers beschikken. De Franse politie gaf toe dat ze de namen van de stakers van de mijnbazen kreeg. Deze staking wordt nog veel harder onderdrukt dan de staking van de 100.000 in België.
Ook qua uitkomst zijn beide stakingen verschillend. De Belgische arbeiders krijgen een loonsverhoging, meer voedsel … De stakers van Noord-Frankrijk krijgen nauwelijks iets. Toch niks materieels op korte termijn. Een ex-mijnwerker: “We zijn er vooral trots op dat we de productie hebben stilgelegd. Dat heeft de nazi’s pijn gedaan.”
Een ander positief gevolg is dat de mijnwerkers zich in groten getale aansluiten bij het verzet nadat de nazi’s hun staking hebben neergeslagen.”
Bron: “Oser la grève sous l’occupation”
De vrouwen op kop
De clandestiene nummers van “Le Drapeau Rouge”, de krant van de Kommunistische Partij van België, geven een zicht op de actieve rol van vrouwen in de staking van de 100.000.
Nummer van mei 1941
“Stakingen: ondanks bedreigingen groeit de stakingsbeweging!”
“Sinds 10 mei vinden in ons land grote stakingen plaats, meestal met dezelfde eisen: betere voedselbedeling, loonsverhogingen, tegen belastingen. En deze stakingen gingen in meerdere gemeenten en industriesteden gepaard met demonstraties van vrouwen. (...) Tijdens de staking steunden de vrouwen van de Borinage de strijd van hun mannen door zelf actie te voeren. Vierhonderd vrouwen betoogden in Paturages voor een betere voedselbedeling. (...) Vorige week braken er een aantal stakingen uit in de metaal- en de textielnijverheid in Gent. (...) Tijdens de stakingen manifesteerden de Gentse vrouwen met hun kinderen voor een betere voedselbedeling, net als hun zusters van de Borinage. Deze betogingen hebben er zeker toe bijgedragen dat er meer aardappelen verdeeld werden.”
Speciaal nummer van juni 1941
“Vrouwen betogen voor betere voedselbedeling”
“Al maanden richten veel delegaties van vrouwen zich tot de overheid met de eis voor een betere voedselbedeling. Soms eisen ze ook de terugkeer van krijgsgevangenen. Elke keer werden beloftes gemaakt, maar in de praktijk gebeurde niets. De situatie werd steeds noodlottiger en de arbeidsters van ons land gingen over tot heviger acties. Ze eisten meer aardappelen, grotere rantsoenen brood en vlees, melk voor kinderen en ouderen … Als de delegaties van de vrouwen naar de overheid trokken met hun eisen, werden ze vergezeld door steeds meer vrouwen. Ze hielden betogingen door de straten en op de markten, waar ze lagere prijzen eisten. (...)
Net als de stakingen, waren de acties van de vrouwen een gevolg van de toenemende ellende in de arbeidersklasse. Ze tonen ook aan dat de strijdbaarheid bij de vrouwen – arbeidsters én huisvrouwen – steeds groter werd.”
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van mei 2016. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.