Op 31 maart 2015 is het 25 jaar geleden dat de rellen tegen de Poll Tax in Groot-Brittannië een hoogtepunt bereikten. De liberale regering van Margaret Thatcher had deze onrechtvaardige belasting ingevoerd en daarmee de werkende bevolking zo woedend gemaakt dat de Iron Lady uiteindelijk moest aftreden.
In 1973 brak de huidige economische crisis uit. In Groot-Brittannië reageerden de sociaaldemocraten van Labour tijdens hun regeerperiode van 1974 tot 1979 met… besparingen. Labour wilde de lonen plafonneren, wat leidde tot een brede sociale beweging, geleid door de vakbonden, die uitmondde in “the winter of discontent”, de winter van onvrede, van 1978-1979. Door herhaalde stakingen wilden de vakbonden de regering doen afzien van haar plannen.
Ook de Conservatieve Partij had sterke kritiek op de regeringsplannen, maar dan wel omdat ze volgens haar niet ver genoeg gingen. Toch wonnen de Conservatieven, of de Tories, de verkiezingen in 1979, na een campagne waarin ze focusten op de sociale onrust die met de stakingen gepaard ging (vuilnis dat niet opgehaald werd, fabrieken die dicht bleven, stakingspiketten…). Margaret Thatcher, de leidster van de Conservatieve Partij, werd premier van Groot-Brittannië.
Samen met de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan bereidde ze de weg voor het fameuze TINA (There Is No Alternative, ofte: er is geen alternatief) voor. Thatcher en Reagan zijn de hoofdrolspelers van de conservatieve revolutie vanaf de jaren 80. Overal kwamen figuren aan de macht die de rol van de staat in de economie en in het sociale veld wilden terugdringen. Voor deze leiders ging economisch liberalisme gepaard met ethisch conservatisme. En vooral, ze verwierpen alles wat ook maar enigszins in de buurt kwam van socialisme.
Thatcher had nauwelijks de eed afgelegd of ze lanceerde een programma van privatiseringen. Ze verlaagde de belasting voor de rijken, legde de macht van de vakbonden aan banden en voerde een beleid van besparingen door.
Aanvankelijk overleefde de Iron Lady de brede sociale verzetsbewegingen (met als grootste de mijnwerkersstaking van 1984-1985). Toch zou ze uiteindelijk in 1990 het onderspit delven door de Poll Tax.
Groot onrecht, groot verzet
In 1989 wou Thatcher de Poll Tax invoeren, een forfaitaire gemeentebelasting die alle inwoners boven de 18 moesten betalen.
Onmiddellijk nadat de belasting bij de bevolking bekend werd, kwamen de Britten in de volkswijken op straat voor protestacties om te verhinderen dat lijsten met belastingplichtigen konden worden opgesteld. Ook toen de “baillifs” (de ambtenaren die de taks kwamen innen) bij de mensen langskwamen, werd hen op veel plaatsen de toegang verhinderd door actiegroepen.
De protestbeweging tegen de Poll Tax startte in Schotland, dat door Thatcher was uitgekozen als een soort proeftuin voor de taks. Maar toen de taks werd uitgebreid, werden zowat in het hele Verenigd Koninkrijk anti-Poll Tax-comités opgericht. Een belangrijk moment voor de organisatie van het verzet was de oprichting van de zogeheten “All Britain anti-Poll tax federation” – veelal ‘The Fed’ genoemd.
Tweeduizend afgevaardigden uit het hele land namen deel aan de eerste conferentie van The Fed op 25 november 1989. Ze kreeg de officiële steun van verschillende vakbondsdelegaties en vijftien volksvertegenwoordigers van Labour. The Fed werd het leidende orgaan van de strijd tegen de Poll Tax.
Als eerste daad lanceerde The Fed een massabeweging van burgerlijke ongehoorzaamheid met als ordewoord: “Don’t pay the poll tax”, betaal de poll tax niet. De campagne kreeg ruime weerklank. 18 miljoenen Britten weigerden de belasting te betalen. In Schotland betaalde 60% van de bevolking niet.
Ondanks het feit dat burgers die de taks niet vrijwillig betaalden, uit hun huis konden gezet worden en zelfs een gevangenisstraf riskeerden, bleven de Britten het gezag uitdagen.
200.000 mensen in Londen, 50.000 in Glasgow
In dit klimaat dat veel weg had van een volksopstand, organiseerde The Fed op 31 maart 1990 een nationale betoging in Kellington Park (Londen). 200.000 betogers blokkeerden het hele centrum van Londen. Diezelfde dag waren ze in Glasgow (Schotland) met 50.000.
In Londen braken rellen uit (de “Poll Tax riots”). Toen de betogers op het einde van de betoging aankwamen op Trafalgar Square keerden ze hun woede tegen het ministerie van Defensie en de ambassade van Zuid-Afrika (voor de betogers een doelwit omdat er in dat land toen nog altijd een Apartheidsregime heerste). De anti-oproerpolitie reageerde met de wapenstok, wat zorgde voor chaos. Eindresultaat: honderden gewonden, 394 banken en kantoren kort en klein geslagen en 391 betogers gearresteerd.
Pas jaren later werden de politieverslagen openbaar gemaakt. Hieruit bleek dat de agenten de toelating kregen met scherp te schieten als de politie voelde dat ze de controle over de situatie dreigde te verliezen. Gelukkig voor de betogers was er die dag geen radiocontact bij de politie en is dat bevel niet doorgedrongen tot bij de ordetroepen.
De betoging in Londen mag dan wel bekend staan om het geweld dat er gebruikt werd, het geweld was afkomstig van een minderheid, en de politie had er zeker ook een hand in. In elk geval veroordeelde The Fed achteraf de schermutselingen.
De val
Bij eerdere conflicten probeerde de conservatieve eerste minister de arbeidersklasse te verdelen. Ze richtte haar pijlen telkens op één sector tegelijk: de dokwerkers (privatisering van de havens), de mijnwerkers (sluiting van 20 mijnen)… Een strategie die loonde. Maar de Poll Tax betekende een aanval op 99% van de bevolking…
Na de rellen tegen de Poll Tax van 31 maart 1990 moest de Conservatieve Partij haar eigen vel redden en Thatcher loslaten, anders kon ze niet meer aan de macht blijven. In de daaropvolgende maanden keerden ook Thatchers laatst overgebleven bondgenoten zich tegen haar. Op 31 oktober 1990 nam haar vicepremier en trouwste bondgenoot Geoffrey Howe ontslag. Hij riep op tot vernieuwing aan de top van de partij. Op 19 november organiseerde de partij interne verkiezingen. Thatcher haalde in de eerste ronde niet genoeg stemmen voor een meerderheid. Er was een tweede ronde nodig die normaal zou doorgaan op 27 november, maar Thatcher nam vlak daarvoor ontslag. John Major werd de nieuwe leider van de Conservatieven en meteen ook de nieuwe premier van Groot-Brittannië.
Op 23 maart 1991 organiseerde The Fed een nieuwe betoging die 50.000 mensen op de been bracht. Margaret Thatcher was op dat moment dan wel van haar troon gestoten, de Poll Tax was niet samen met haar verdwenen. John Major gaf de belasting een andere naam (“Council tax”), maar schafte ze niet af.
De massale volksbeweging tegen de Poll Tax kostte Thatcher haar vel. De woede van de werkende bevolking was te sterk voor de IJzeren Dame.
De Poll Tax, of de terugkeer van een middeleeuwse belasting
De Poll Tax (officiële naam: “Community charge”) was een nieuwe, forfaitaire gemeentebelasting (iedereen betaalt hetzelfde bedrag, ongeacht het inkomen) die alle Britten boven de 18 jaar moesten betalen.
De taks werd in 1989 ingevoerd in Schotland en een jaar later ook in Engeland en Wales. De belasting moest betaald worden aan de councils, de gemeenten. Het bedrag werd eenvoudig per hoofd van de bevolking berekend: het gemeentebudget gedeeld door het aantal inwoners, dat was het bedrag dat iedereen moest betalen. De onrechtvaardigheid van de Poll Tax maakte de bevolking razend. Enkele voorbeelden.
Een arbeidersgezin met twee kinderen in Edinburgh moest 500 Britse pond (zo’n 680 euro tegen de huidige wisselkoers) per jaar betalen, terwijl toenmalig minister voor Schotland Malcolm Rifkind maar 400 pond per jaar moest betalen, ook al woonde hij in een kasteel in de buitenwijken van Edinburgh.
Journaliste en schrijfster Catherine Cullen legt uit waar de officieuze benaming Poll Tax vandaan komt: “Omdat de verkiezingslijsten de belangrijkste bron waren voor het opstellen van deze personenregisters, werd de taks ‘Poll Tax’ genoemd, dat wil zeggen ‘stemtaks’, waarmee men verwees naar de duistere herinnering aan het middeleeuwse hoofdgeld, een soort belasting per hoofd.”1
In de jaren 1970-1980 was het sociale klimaat bijzonder explosief. Waarom in zo’n context een dergelijke belasting invoeren? Met de ‘Community Charge’ had de regering duidelijk politieke redenen. Zoals Thatcher zelf zei, was het vooral de bedoeling de lokale overheden ‘schatplichtig te maken ten aanzien van hun kiezers’. (…) Het beoogde voordeel van een dergelijke hervorming was duidelijk politiek. Traditioneel werden nog heel wat gemeenten bestuurd door Labour, dat over het algemeen gemakkelijker geld uitgeeft voor sociale dienstverlening, collectieve voorzieningen, enzovoort. In de ogen van de Conservatieven waren deze uitgaven in heel wat gevallen niet gerechtvaardigd. Ze waren het gevolg van de onbekwaamheid van de sociaaldemocraten om gelijk wat goed te besturen of te leiden. Deze dienden hen natuurlijk van repliek. Hun sociale budgetten lagen gewoon hoger omdat de betrokken gemeenten een aantal volkswijken hadden waar de behoeften aan sociale dienstverlening ook veel hoger lagen. Vanuit conservatief standpunt moest de invoering van de Community Charge een zeer eenvoudig effect hebben: de kiezers zouden merken dat Labour duurder was, en dan zouden ze bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen voor de Conservatieven stemmen.”2
1. Margaret Thatcher : une dame de fer, Catherine Cullen, Odile Jacob, 1991 • 2. Idem
Een explosieve context
Voor een verklaring waarom het sociale klimaat in het Verenigd Koninkrijk op dat moment zo onrustig is, moeten we terug naar de jaren 70 en 80. Een periode die gegrift staat in het collectieve geheugen.
In 1979 kwamen de Tories (de conservatieven) opnieuw aan de macht. In de jaren ervoor won het extreemrechtse National Front aan invloed. Als reactie hierop werd in 1977 de ‘Anti-Nazi League’ (ANL) opgericht. 23 april 1979 organiseert de ANL een betoging tegen een meeting van het National Front. ANL-lid Blair Peach werd hierbij gedood. Door de politie…
De jaren 70 waren getekend door politiegeweld, in het bijzonder tegen de arme migrantenbevolking in de buitenwijken van de grootsteden. In 1977 waren er confrontaties tussen jongeren en de politie bij het Antilliaanse carnaval in de Londense wijk Notting Hill. In april 1981 en september 1985 vormde de Zuid-Londense wijk Brixton – zowat de hoofdstad van de Jamaicaanse gemeenschap – het toneel van gewelddadige rellen. Dat soort rellen wordt vaak voorgesteld als etnische of rassenrellen, maar in feite gaat het om revoltes van de volksklassen. Zoals in Toxthet (buitenwijk van Liverpool), waar in juni 1981 jongeren van verschillende afkomst de confrontatie met de politie aangingen uit woede om de massale werkloosheid en om wat zij beschouwden als het falen van de staat. Deze rellen verspreidden zich over heel het land en troffen ook steden als Leeds, Chapeltown en Birmingham.
Meer olie op het vuur
Naast de grote werkloosheid was er ook de zogenaamde “Sus Law” die de woede van de burgers aanwakkerde. Politieagenten konden op basis van deze wet om het even wie, om het even wanneer op straat arresteren, uitsluitend omdat ze vonden dat de persoon er “verdacht” uitzag. Bewoners in de volkswijken die niet de “juiste huidskleur” hadden, vormden natuurlijk een mikpunt. Op zich was deze wet geen uitvinding van Thatcher (ze bestond al sinds 1824!), maar onder Thatcher paste de politie de wet bijzonder ijverig toe.
Een andere wet, dit keer wel een vondst van de regering-Thatcher, gooide nog wat meer olie op het vuur: de Police and Evidence Criminal Act uit 1984. Officieel had deze wet de bedoeling “de rechten en de vrijheid van het publiek te behoeden”. Maar in feite zette de wet de deur open voor verdere militarisering van de politie. Helikopters, pantservoertuigen en allerlei handvuurwapens die tot dan toe voorbehouden waren aan de strijdkrachten die in Noord-Ierland operationeel waren tegen de Ierse republikeinen, kwamen nu ook aan in Engeland en Wales.
Ook de hongerstaking van de Ierse republikeinse gevangenen blijft in het collectieve geheugen opgeslagen. Op 1 maart 1981 weigerde Bobby Sands, ex-officier van het IRA (Iers republikeins leger), nog te eten. Heel wat andere politieke gevangenen volgden zijn voorbeeld. Toen er op 9 april van dat jaar verkiezingen kwamen om een overleden parlementslid te vervangen, werd… Bobby Sands verkozen. De publieke opinie schaarde zich massaal achter de strijd van Sands en de andere gevangenen. Maar Thatcher was onvermurwbaar en bleef doof voor de eisen van de hongerstakers. Tien gevangenen zouden sterven, onder wie Bobby Sands. 100.000 mensen woonden zijn begrafenis bij.
“The lady’s not for turning”
Ook de mijnstaking van 1984-1985 zou de Britse arbeidersbeweging grondig veranderen. Deze stakingsbeweging was de meest radicale strijd uit die periode en er zou later ook nooit nog een staking van die omvang komen. Maar ze blijft tot op de dag van vandaag een trauma voor de Britse werkende bevolking.
Nog een andere gebeurtenis speelde een doorslaggevende rol in het sociale klimaat in de jaren 80: de Falklandoorlog. De Falklandeilanden zijn een eilandengroep voor de kust van Argentinië en vormen een grondgebied dat zowel Argentinië als het Verenigd Koninkrijk claimt. Tussen 2 april en 14 juni 1982 sneuvelden 649 Argentijnse en 258 Britse soldaten. Een absurd conflict, maar wel gewonnen door Thatcher. De oorlog was een boost voor de populariteit van de Conservatieven en van Thatcher zelf, die het jaar daarop herverkozen werd (nadat uit een opiniepeiling eind 1981 nog bleek dat zij de minst populaire Britse eerste minister ooit was).
Uit verschillende hoeken werd Thatcher ervan beschuldigd dat ze de oorlog was gestart uit electorale overwegingen en om de aandacht van de bevolking af te afleiden van de binnenlandse problemen.
Maar Thatcher was onbuigzaam, en dat ze zich kon vergissen, kwam niet bij haar op. “The lady’s not for turning!” riep ze uit tijdens een toespraak op een conferentie van haar partij op 10 oktober 1980, waarmee ze aangaf dat ze onverzettelijk was. Ze zou haar hele ambtsperiode geen millimeter wijken, ongeacht de gevolgen. Ook dat was deels een verklaring voor haar val in 1990…
Hoe de 99% strijd leverden
De burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de Poll Tax kende twee strategieën. Eerst weigerden de Britten zich op de lijst van belastingplichtigen te laten zetten (nodig om de Poll Tax te kunnen berekenen), daarna weigerden ze de taks te betalen. Maar dat kon alleen maar omdat een heel groot deel van de bevolking solidair was.
De lokale comités tegen de Poll Tax verspreidden een noodnummer waar je naar kon bellen als de politie of deurwaarders eraan kwamen. Dan kwam het hele comité naar het huis in kwestie om te verhinderen dat de deurwaarder binnen kon. In de meeste gevallen probeerde die zelfs niet meer binnen te geraken als hij de menigte zag.
De Franse krant La Mouette enragée beschreef volgend voorval: “Bij pogingen tot inbeslagname hanteert de Britse overheid illegale praktijken. In november 1989 daagde een vrouw in Edinburgh de deurwaarders uit die beslag kwamen leggen op haar hifi-installatie om die te kunnen verkopen, omdat zij zich niet had laten registreren. Met de steun van anti-Poll Tax-activisten besloten haar vrienden en buren om de beslaglegging te verhinderen. Er was een massale opkomst. Toen de werknemers van een naburig bedrijfje van de zaak hoorden, hielden ze een geldinzameling en stuurden haar het geld. Op het allerlaatste ogenblik liet de gemeente de zaak vallen.”
In Sheffield weigerde de plaatselijke afdeling van de overheidsvakbond (NALGO) dossiers van woontoelagen aan hun collega-ambtenaren door te geven. Personeel uit de sector van de sociale zekerheid staakte en boycotte elke taak die ook maar iets te maken had met de Poll Tax.
Burgers drongen ongevraagd binnen op vergaderingen van de gemeenteraad waar beslist werd over het concrete bedrag van de Poll Tax. Dit soort acties bracht overal honderden mensen op de been. In Gloucester, bijvoorbeeld, woonden 400 mensen de eerste zitting bij. Twee weken later waren ze met 1.500 voor de tweede vergadering.
Ook na de grote betoging van 31 maart 1990 gaf Thatcher niet op. Ze dreef het zover dat ze iedereen voor het gerecht wilde dagen die blijk gaf van burgerlijke ongehoorzaamheid door te weigeren zich te laten registreren. Het zorgde voor een gigantische stapel gerechtelijke dossiers, wat dan weer leidde tot zwaar ongenoegen bij… de rechters. Op een bepaald moment weigerden zij nog langer te vervolgen.
Bedankt voor de muziek, Maggie!
Het beleid van Margaret Thatcher beïnvloedde niet alleen het klassenbewustzijn van de werkende bevolking in Groot-Brittannië (en elders). Ook artiesten lieten zich inspireren door Thatcher. Vooral in de muziekwereld werd zij door de mangel gehaald.
The Clash
Niet eenvoudig om uit het hele repertoire van The Clash een liedje te kiezen. De groep rond Joe Strummer schreef tal van liedjes die rechtstreeks geïnspireerd zijn door de politiek van Thatcher. Toch blijft London Calling het meest tot de verbeelding spreken. Het refrein begint met “The ice age is coming”… En die ijstijd, dat is Thatcher.
Linton Kwesi Johnson
Linton Kwesi Johnson, een van de grote namen van de reggaescene. Deze Brit, geboren in Jamaica, was diep geraakt door het heersende racisme in Groot-Brittannië, dat nog werd opgepookt door het thatcheriaanse beleid. Johnson zong vaak over de problemen van de Britse werknemers. Een song om te onthouden is zeker Sonny’s lettah. Het lied is een brief van een zwarte jongen, Sonny, aan zijn moeder. Sonny schrijft hoe zijn broertje werd geslagen door de politie, waarop Sonny een politieman had gedood. In die tijd waren het nochtans vooral de Sonny’s die stierven door het geweld van de politie…
The Flying Pickets
Er zijn niet zoveel geëngageerde liedjes bekend van deze a cappella-groep. Maar hun naam (De Vliegende Piketten) komt van het feit dat zes leden van de groep deelnamen aan de staking van de mijnwerkers in de jaren 70. De ironie wil dat hun single Only you een van de lievelingsliedjes van… Margaret Thatcher was.
Billy Bragg
Moeilijk te zeggen of Billy Bragg in de eerste plaats muzikant is dan wel politiek militant. Maar dat hij beide is, dat is duidelijk. Bragg steunde de beweging van de stakende mijnwerkers in 1984-1985 en trad meermaals voor hen op. Samen met Paul Weller (ex-The Jam) en Jimmy Sommerville (ex-Bronski Beat en The Communards) richtte hij de beweging ‘Red Wedge’ op, tegen Thatcher en tegen de Conservatieve Partij. Een stukje uit zijn Between the wars: “I was a miner, I was a docker; I was a railway man between the wars; I raised a family in times of austerity; With sweat at the foundry between the wars”. (Ik was een mijnwerker, ik was een dokwerker; ik was een spoorwegarbeider tussen de oorlogen; ik bracht kinderen groot in tijden van armoede; in het zweet in de staalgieterij, tussen de oorlogen.)
The Exploited
Hun song Don’t pay the poll tax past duidelijk het best bij het thema van dit dossier. “Fill in the sheet with all your fax / They screw you with their poll tax” (Vul al je gegevens maar in / ze naaien je met hun poll tax)… De titel is eenvoudig en direct. Een oproep om mee te doen aan de campagne voor burgerlijke ongehoorzaamheid van The Fed, de All Britain anti-poll tax federation.
En meer…
We kunnen nog tal van andere groepen vermelden, zoals Pink Floyd (“The post war dream”), Elvis Costello (“Tramp the dirt down”), Crass (“How does it feel to be a mother of a thousand dead”), Morrissey (“Margaret on the guillotine”), Hefner (“The day that Thatcher dies”)…
London Calling – The Clash
London calling to the faraway towns
Now war is declared, and battle come down
London calling to the underworld
Come out of the cupboard, you boys and girls
London calling, now don’t look to us
Phoney Beatlemania has bitten the dust
London calling, see we ain’t got no swing
’Cept for the ring of that truncheon thing
The ice age is coming, the sun’s zooming in
Meltdown expected, the wheat is growing thin
Engines stop running, but I have no fear
’Cause London is drowning, and I live by the river
London calling to the imitation zone
Forget it, brother, you can go it alone
London calling to the zombies of death
Quit holding out, and draw another breath
London calling, and I don’t wanna shout
But while we were talking, I saw you nodding out
London calling, see we ain’t got no high
Except for that one with the yellowy eyes
The ice age is coming, the sun’s zooming in
Engines stop running, the wheat is growing thin
A nuclear error, but I have no fear
’Cause London is drowning, and I live by the river
Now get this
London calling, yes, I was there, too
An’ you know what they said? Well, some of it was true!
London calling at the top of the dial
After all this, won’t you give me a smile?
London calling
I never felt so much alike alike alike alike
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van maart 2015. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.