De Commune van Parijs is een belangrijke episode in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Het is de eerste revolutie die door de werkende klasse werd geleid. De geschiedenis van de Commune is lang niet achterhaald, ook vandaag inspireert ze nog.
Twee maanden. Zo lang duurde het revolutionaire experiment. Waarom hebben die enkele weken zo’n stempel gedrukt op de geschiedenis? Weken die begonnen met het op poten zetten van wat sterk leek op een nieuwe samenleving, waar de uitbuiting van de mens door de mens verboden werd, en die eindigden in het uitmoorden van nauwelijks bewapende burgers door een bloeddorstig regime.
Om te begrijpen hoe zo’n korte periode vandaag zowat overal ter wereld nog altijd hoofden en harten prikkelt, moeten we 150 jaar teruggaan in de tijd. Om te beginnen eigenlijk nog een beetje verder. Een terugblik op een revolutie in vier bedrijven.
Eerste bedrijf. Oorzaken van de woede
Een explosieve context
In 1848 veroorzaakten speculanten een economische crisis. In heel Europa leidde die tot een golf van werkloosheid. In Parijs, in die tijd een stad met naar schatting 1 miljoen inwoners, waren 100.000 arbeiders werkloos. Voor de arbeidersklasse in heel Europa was de situatie onhoudbaar. Overal braken revoluties uit, het was de “lente der volkeren”. In Frankrijk was koning Louis-Philippe staatshoofd. Niet iedereen was blij met de manier waarop hij het land bestuurde. In februari 1848 verjoegen de Parijse arbeiders en een deel van de burgerij hem van de troon. De arbeiders waren de motor van de revolutie, maar de burgerij trok de macht naar zich toe. Daar lieten de arbeiders het niet bij. In juni 1848 bereikte de spanning haar hoogtepunt. De politiek van de burgerij liet de arbeiders geen keuze: honger lijden en in ellende leven of de strijd aangaan. De nationale Ateliers die door de overheid waren opgericht om werklozen aan het werk te zetten, sloten hun deuren omdat veel te veel mensen zich aanmeldden en dat de staat een pak geld zou kosten. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Op 22 juni kwamen de arbeiders in opstand tegen de burgerij. Maar na 5 dagen vechten, werden de arbeiders verslagen.
De burgerij stelde een nieuwe republiek in. Om de volkswoede te bedaren, werden verkiezingen georganiseerd. Een zekere Lodewijk-Napoleon Bonaparte kwam daaruit als winnaar tevoorschijn. Hij was de neef van Napoleon Bonaparte, de eerste keizer van Frankrijk. De nieuwe president deed alsof hij sociale ideeën had en dicht bij het volk stond. Maar dat was slechts façade. De burgerij wreef zich in de handen: ze wist dat Lodewijk-Napoleon zich uitsluitend voor haar belangen zou inzetten. Dat bleek in 1851, toen een staatsgreep werd gepleegd. Frankrijk werd opnieuw een keizerrijk, de republiek ging opnieuw ten onder.
Industriële Revolutie
Lodewijk-Napoleon Bonaparte werd Napoleon III. De economie kende een nooit eerder geziene ontwikkeling. Het was het hoogtepunt van de industriële revolutie in Frankrijk. Natuurlijk waren het niet de arbeiders die daar de vruchten van plukten. Karl Marx benadrukte: “De ellende van de massa’s vormde een schrijnend contrast met het schaamteloze vertoon van overvloedige, gekunstelde en schandelijke luxe”. Napoleon III wilde van Frankrijk opnieuw dé grootmacht van Europa maken. Daarom moest hij afrekenen met het koninkrijk Pruisen. Dat koninkrijk was een onafhankelijke staat die samenviel met het huidige Duitsland. Pruisen was de meest geïndustrialiseerde regio van wat in januari 1871 het Duitse rijk zou worden.
Aan de grens tussen beide landen lagen de Elzas en Lotharingen, twee gebieden waarnaar Pruisen omwille van de natuurlijke rijkdommen (steenkool, ijzer, …) gretig lonkte. Op 16 juli 1870 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Pruisen. Voor het keizerrijk van Napoleon III werd die oorlog een regelrecht fiasco. Op 2 september werd het Franse leger omsingeld. Napoleon was verslagen en werd gevangen genomen. Twee dagen later werd in Parijs het einde van het keizerrijk afgekondigd en werd de Derde Republiek uitgeroepen. De politieke gevangenen werden vrijgelaten en de arbeidersorganisaties veerden weer op. Er werd een “regering van nationale verdediging” opgericht. Die werd gevormd door republikeinse bourgeois. In september 1870 probeerde deze regering een wapenstilstand te onderhandelen met Pruisen, zonder resultaat. Stapje voor stapje kwam voor Pruisen de eindoverwinning in zicht. De Franse regering stond voor een dilemma: capituleren of het volk bewapenen om terug te vechten, wetende dat een bewapende bevolking niet alleen het pad effende voor een opstand tegen Pruisen maar mogelijk ook tegen de Franse burgerij. De burgerij verkoos de capitulatie.
De Internationale werd geboren in de Commune van Parijs
Het beroemde revolutionaire lied werd geschreven door de dichter en communard Eugène Pottier. Nadat hij actief deelnam aan de gevechten, hield hij zich schuil om te ontsnappen aan de gevangenis, of erger. In juni 1871 schreef hij de hymne die vandaag nog altijd wordt gezongen door iedereen die vecht voor een socialistische samenleving. (Foto Eugène Pottier)
De verliezer wilde zich wreken op het volk
Op 18 januari 1871 werd Wilhelm I, koning van Pruisen, in Versailles uitgeroepen tot keizer van het verenigde Duitsland. Het was een vernedering. Op 26 januari werd de wapenstilstand ondertekend. De voorwaarden waren draconisch. Pruisen wilde het hele leger ontwapenen, maar de Franse regering vroeg om over gewapende troepen te mogen beschikken om de orde te handhaven en de Parijzenaars onder de knoet te houden. Het volk was immers via de Nationale Garde bewapend (zie kadertekst).
In de lente van 1871 was de situatie dus uiterst gespannen. De winter was erg hard geweest. Sneeuw, ijs, temperaturen tot -20 graden, … Parijs was al maanden een belegerde stad en voor het volk verbeterde de situatie niet. Er waren mensen die genoodzaakt waren om ratten te eten. Terwijl de rijken vlees kochten aan hoge prijzen of in de restaurants de dieren uit de dierentuinen degusteerden. De bevolking zag de regering als een bende verraders, niet in staat om de Pruisische vijand een halt toe te roepen. De maat was vol, het potje kookte over.
Tweede bedrijf. De Commune
Parijzenaars tegen Versaillanen
Op 18 maart 1871, om 3 uur ’s ochtends, werden verschillende legereenheden uitgestuurd om de Parijse volksbuurten uit te kammen. Daarnaast moesten ze ook de kanonnen terughalen die in handen waren van het Parijse volk. Zo wilde de regering afrekenen met dat “gespuis” dat een andere samenleving wilde. Maar de actie had een averechts effect. Gewaarschuwd door het lawaai op straat, waarschuwden de bewoners van de volkswijken de Nationale Garde. De soldaten, gestuurd door de regering van premier Thiers, verbroederden met de Nationale Garde. De hogere kringen sloegen in paniek. Thiers vluchtte met zijn regering en leger halsoverkop uit Parijs. De Nationale Garde nam het stadhuis in. Op 19 maart werd het centraal comité van de Nationale Garde feitelijk een voorlopige regering. Intussen waren Thiers en zijn regering totaal ontredderd in Versailles aangekomen. Het centraal comité kon kiezen: op de ingeslagen weg doorgaan en Thiers in Versailles zo snel mogelijk proberen te verslaan of in Parijs verkiezingen organiseren om de macht te organiseren. Er werd gekozen voor de tweede optie. De verkiezingen vonden plaats op 26 maart. Op 28 maart volgde de officiële proclamatie van de Commune van Parijs. In aanwezigheid van een immense mensenmassa deelde het centraal comité de namen mee van wie in de Raad van de Commune verkozen waren. De verkozen raadsleden slaagden erin de machine weer op gang te brengen: scholen, ziekenhuizen en postkantoren werkten weer. Maar men wilde niet verdergaan als vroeger.
Het verleden vergeten en met een schone lei beginnen
De Raad van de Commune was zowel parlement als regering. De raadsleden waren verantwoordelijk voor de wetten die ze aannamen en de beslissingen die ze namen. De samenstelling van dat democratische orgaan was totaal anders dan in de vorige regering. Die bestond uit bourgeois en behartigde alleen hun belangen. De leden van de Raad van de Commune kwamen uit alle bevolkingslagen. De Raad was een veel betere afspiegeling van het Parijse volk. Er zaten metaalarbeiders in, drukkers, timmermannen, maar ook ambachtslui, boekhouders, journalisten en zelfs advocaten. De Raad bouwde een andere staat uit en brak radicaal met de methodes en geplogenheden van de vorige regeringen. Zo schafte de Raad van de Commune bijvoorbeeld het bestaande leger af, ten voordele van de Nationale Garde, een echt volksleger. Alle ambtenaren waren verkozen en het volk kon hen ook uit hun ambt ontzetten. De ambtenaren moesten dus verantwoording afleggen aan het volk. De Raad van de Commune plafonneerde de lonen van de verkozenen en verbood elke vorm van privileges.
De Nationale Garde
Omdat het Franse keizerrijk militaire problemen had, besliste het om het aantal militairen in Parijs op te voeren, voor het geval er een belegering zou komen. Er werden extra bataljons van de Nationale Garde opgericht. De Nationale Garde was ontstaan tijdens de Franse Revolutie. Het was een militaire eenheid die bestond uit gewapende burgers. In het begin was de Garde vooral een legereenheid van de burgerij, alleen leden uit de rijkere klassen konden toetreden. Maar toen op 4 september 1870 de republiek werd uitgeroepen, besloot men opnieuw extra bataljons op te richten. Uiteindelijk zou de Nationale Garde 234 bataljons tellen, een echt volksleger dat vooral bestond uit arbeiders en ambachtslieden. Het politiek bewustzijn van de leden van de Garde groeide hand over hand. De regering stelde alles in het werk om die gewapende arm van het volk klein te krijgen. Op 15 maart veranderde de Nationale Garde haar naam in “les Fédérés”. Ze werd geleid door een centraal comité dat verkozen was onder de strijders. De actiefste militanten van de revolutie maakten er deel van uit.
De sociale maatregelen van de Commune
De Parijse Commune creëerde een regering van het volk, door het volk en voor het volk. Onderwijs werd gratis, gelaïciseerd (ook al was de macht van de Kerk in die tijd nog erg groot) en verplicht. Er werden verschillende decreten uitgevaardigd om de kleine zelfstandigen en ambachtslui te helpen. Er werd onder andere besloten dat ze drie jaar uitstel kregen om schulden terug te betalen. Dat waren belangrijke beslissingen, want ze maakten het mogelijk de band tussen de arbeidersklasse, kleine zelfstandigen en ambachtslui te versterken. Er werden decreten goedgekeurd tegen willekeurige arrestaties. Er werd rechtgesproken in naam van het volk en iedereen had het recht om zich voor een rechtbank te verdedigen. De leegstaande werkplaatsen werden geïnventariseerd en er werden arbeiderscoöperaties in ondergebracht. De Commune zette het idee van een productie in handen van de arbeiders om in werkelijkheid. Leegstaande gebouwen werden gevorderd en er werden mensen in gehuisvest die door de oorlog tegen Pruisen op straat waren beland. De Commune nam niet zomaar de teugels over van een oude, achterhaalde en reactionaire staat, ze smeedde een nieuwe staat die zich inzette voor de belangen van het Parijse volk. Of eigenlijk voor de inwoners van Parijs, want veel militanten kwamen uit het buitenland (België, Polen, ...). De Commune was een internationale beweging, waar iedereen dezelfde rechten had, ongeacht afkomst. Eén van de belangrijkste leiders, Léo Frankel, was een Hongaar die dicht bij Marx stond. Zijn afkomt belette niet dat hij verkozen werd in de Raad en afgevaardigde voor Werk werd.
De Communards waren ook feministisch: voor de eerste keer in de geschiedenis hadden vrouwen stemrecht en dezelfde rechten als mannen. De slogan “gelijk loon voor gelijk werk” was niet langer zomaar een slogan, hij werd werkelijkheid. De twintigjarige Russische revolutionaire Elisabeth Dmitrieff symboliseerde die twee aspecten, het “feministische” en het “internationale”, en zou een bepalende rol spelen binnen de beweging. Zij richtte de “Vereniging van vrouwen ter verdediging van Parijs en verzorging van de gewonden op” (Union des Femmes pour la Défense de Paris et les soins aux blessés) (zie kadertekst).
De vrouwen: even volwaardige Communards als de mannen!
Veel mensen denken dat revoluties, gevechten en opstanden uitsluitend een aangelegenheid van mannen zijn. De Commune is een mooi voorbeeld van het tegendeel. Ook vrouwen speelden een actieve rol. Er was natuurlijk de bekende Louise Michel, die actief meestreed, zowel in een ondersteunende rol als in de frontlinie.
Maar zij was lang niet de enige. In april werd de “Vereniging van vrouwen ter verdediging van Parijs en verzorging van de gewonden” opgericht (Union des Femmes pour la Défense de Paris et les soins aux blessés). Die vereniging riep vrouwen op om zich niet afzijdig te houden, ze moesten meevechten! De vereniging stond in voor het ziekenvervoer, maakte eten klaar en richtte barricades op. Veel vrouwen vochten mee en bekochten dat met hun leven.
De strijd tegen Thiers en zijn troepen
De keuze om in Parijs verkiezingen te organiseren, gaf Thiers de kans om zijn soldaten in Versailles te hergroeperen. Op 2 april lanceerden de Versaillanen een aanval op Courbevoie, een kleine gemeente ten noordwesten van Parijs. De Communards werden verrast. Een deel van hen vond een tegenaanval te riskant, maar op 3 april 1871 vielen drie kolonnes van de Nationale Garde de Versaillanen aan. Doordat ze niet voldoende voorbereid waren, leden ze een klinkende nederlaag. De overlevenden werden over de grond naar Versailles gesleept, opgesloten en geëxecuteerd. Dat waren de eerste standrechtelijke executies. Na dat eerste gevecht wonnen de Versaillanen langzaam maar zeker terrein. Het werd het begin van de repressie.
Kunstenaars voor de Commune
De Commune verdeelde de artistieke wereld. Bij de bekendste kunstenaars die de de revolutionaire beweging steunden, waren schrijver Victor Hugo en schilder Gustave Courbet. De eerste gaf onderdak aan verbannen communards, de tweede bleef op de barricaden en informeerde kunstenaars die ver van Parijs bleven over wat er gebeurde (de pers was hoofdzakelijk in handen van tegenstanders van de Commune). Een andere schilder, Maximilien Luce, nam deel aan de onderdrukking en executie van communards. Hij maakte er meerdere schilderijen over, waaronder dit. (Schilderij “Commune Repression”)
Derde bedrijf. De repressie
De bezetter schiet de Franse regering te hulp
In maart 1871 beschikte Thiers in Versailles slechts over een beperkte troepenmacht. Dus onderhandelde hij met Bismarck over de vrijlating van krijgsgevangenen. Als het erom gaat het volk klein te krijgen, zijn meningsverschillen tussen leiders blijkbaar in geen tijd bijgelegd. Bismarck liet de krijgsgevangenen vrij en zo kregen de Versaillanen er 170.000 manschappen bij. In maart telde het leger slechts 17.000 soldaten. Bij de Commune was de militaire organisatie helemaal zoek. De leiders van de Commune deden er alles aan om een raadslid voor Oorlog aan te stellen, iemand die bekwaam was en de verdediging kon coördineren en de strijders weer enige discipline kon bijbrengen, iemand die een efficiënte bevelstructuur tot stand moest brengen.
Eind april zetten de Versaillanen – zoals de nationale regering van Thiers en zijn medestanders genoemd werden – een nieuwe aanval in, tegen het fort van Issy (ten zuiden van de stad). Drie dagen lang sloegen de Communards de aanvallen af. Bevelen en versterkingen bleven uit. De verdedigers verzetten zich heldhaftig maar moesten zich uiteindelijk terugtrekken. De Commune stelde commandanten aan die de plaatselijke troepen moesten leiden: bekwame, moedige bevelhebbers, vastberaden om de aanvallen van de Versaillanen het hoofd te bieden. Maar de verdedigers waren uitgeput. Op 21 mei om 15 uur drongen de Versaillanen Parijs binnen via de Porte de Saint-Cloud, vlak bij Issy. Het begin van de "bloedige week".
De bloedige week
De volgende dag besloot het raadslid bevoegd voor Oorlog dat de strijders naar hun eigen wijk moesten gaan om die beter te verdedigen, maar zo raakten de troepen nog meer versnipperd. Overal in de stad werden barricades opgeworpen. In de dagen erna staken de Communards gebouwen in brand en trokken ze zich verder terug, in een poging de opmars van de vijand te vertragen. De strijd woedde in alle hevigheid. De Versaillanen spaarden niemand, steeds meer mensen werden zonder enige vorm van proces geëxecuteerd.
Op 28 mei 1871 was het afgelopen met de Commune van Parijs, gesmoord in bloed. Volgens de officiële cijfers werden 17.000 Communards gefusilleerd (sommige historici schatten dat aantal op 20.000 tot 35.000). Duizenden anderen sloegen op de vlucht. Bijna 4000 Communards werden naar Nieuw-Caledonië verbannen. Tijdens de overtocht stierven er 34. De anderen moesten in erbarmelijke omstandigheden proberen te overleven, tot hen negen jaar later, op 11 juli 1880, amnestie werd verleend.
In zijn boek De burgeroorlog in Frankrijk loofde Karl Marx de Commune van Parijs met deze woorden: “Het Parijs van de arbeiders, met zijn Commune, zal eeuwig worden gevierd als de roemrijke voorbode van een nieuwe maatschappij. Zijn martelaren tronen in het grote hart van de arbeidersklasse.”
Vierde bedrijf. Een experiment dicht bij het onze
Een democratisch project
Wat leert het experiment van de Commune ons? Hun project is zeker niet oud en achterhaald. De debatten die de Communards voerden, klinken nu nog altijd door: duidelijke regels voor het loon van de verkozenen, onder welke voorwaarden deelnemen aan het bestuur, is het mogelijk om de regering van binnenuit te veranderen, moet je de staat “hervormen” of een nieuwe vorm uitwerken om tegemoet te komen aan de noden van het volk, ...
De Communards hebben niet zomaar de teugels overgenomen van de vorige regering. De staat die Thiers voor hen achterliet, was niet bruikbaar als basis voor een nieuwe samenleving. De werking, regels, wetten en gewoonten van die oude machine waren afgestemd op wie tot dan toe de macht in handen had: bankiers, captains of industry, ... Het was onmogelijk om die staat zomaar over te nemen. In zijn boek De burgeroorlog in Frankrijk schetst Karl Marx de nieuwe staat die de Commune had uitgewerkt: de politie en alle administratieve diensten van de staat waren omgesmeed tot instrumenten van het volk en voor het volk, de vertegenwoordigers waren verantwoordelijk voor hun daden en konden op elk moment uit hun ambt ontheven worden. “Van de leden van de Commune tot de onderste trede van de ladder, publieke functies moesten uitgevoerd worden tegen een arbeidersloon. De gebruikelijke voordelen en zitgelden voor hoge staatsfunctionarissen verdwenen, net zoals die hoge functionarissen, …” Wat de Communards voor ogen hadden, was de totale democratie, de nachtmerrie van bankiers en miljonairs (wat ook vandaag nog altijd zo is).
Ze is niet dood
De Commune is in mei 1871 niet gestorven. Overal in Europa hebben revolutionairen uit dit experiment inspiratie geput voor hun strijd. Zoals in België in 1886, toen een herdenking van de Commune uitmondde in de eerste grote arbeidersopstand in België. Dankzij die beweging, die nog elk jaar in Roux wordt herdacht, hebben de arbeiders in ons land de eerste sociale wetten afgedwongen en de basis gelegd voor de sociale overwinningen die we daarna nog zouden boeken.
Alle Europese revolutionaire bewegingen die in de 20ste eeuw zeges hebben behaald, hebben de Commune van Parijs nauwgezet of op zijn minst vluchtig bestudeerd.
De Commune laat ons een erfenis na van hoop en strijdvaardigheid. Ze is het concrete bewijs dat, als we de juiste lessen trekken uit de geschiedenis, we een heel andere samenleving kunnen opbouwen.
De redactie wil Marc Van Campen, specialist van de Commune van Parijs, hartelijk danken voor zijn waardevolle hulp.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.