Op 30 april 1975 maakten de Vietnamezen definitief een einde aan de Amerikaanse oorlog tegen hun land. Die dag bevrijdden het Noord-Vietnamese leger en het zuidelijke verzetsleger (de Vietcong), het laatste VS-bolwerk in Vietnam: de zuidelijke hoofdstad Saigon.
De beelden van de val van Saigon zijn historisch. Duizenden Vietnamese collaborateurs verdrongen zich in paniek voor de afgesloten hekken van de VS-ambassade. Helikopters vlogen af en aan om via het dak van het ambassadegebouw Amerikaanse diplomaten en militairen te evacueren. De Vietnamoorlog was eindelijk voorbij. De bezetters dropen af. Vietnam was één en vrij, en koos de weg van het socialisme. Maar het had daarvoor een lange weg moeten afleggen.
Sleutelmomenten in de geschiedenis van Vietnam (klik om te vergroten)
“Doof voor het gegil”
De eerste westerse kolonisten verschenen al in 1516 voor de Vietnamese kust. Het waren de Portugezen, die zich echter hoofdzakelijk beperkten tot het winnen van zieltjes voor het katholicisme. Ze ontdekten immers economisch interessantere gebieden in de buurt en lieten Cochin-China, zoals ze het noemden, over aan de grillen van de Chinese keizer.
In 1787 riep een op macht beluste Vietnamese keizer, Nguyen Ahn, de Fransen te hulp bij zijn strijd tegen het veel sterkere China. Frankrijk had nood aan grondstoffen, goedkope arbeidskrachten en afzetgebieden, dus ging het op de vraag in.
Als je een imperialist om hulp vraagt, hoef je niet verwonderd te zijn dat je binnen de kortste keren zelf niets meer te zeggen hebt in je eigen land. Dat gebeurde ook met keizer Nguyen Ahn die wel de stamvader mocht worden van een lange keizerlijke dynastie, maar zich verder tevreden moest stellen met een – rijkelijk beloonde – tweederangsrol. Het Franse koloniale rijk aan de Zuid-Chinese Zee werd omgedoopt tot Indochina (het huidige Vietnam, Laos en Cambodja) en leverde Frankrijk, dankzij de export van tropisch hardhout, koffie en vooral rubber, snel enorme winsten op.
Uiteraard was er ook verzet, vooral dan vanuit de klasse van de ‘mandarijnen’, de keizerlijke ambtenaren die hun macht zagen verschrompelen. Ook het volk, dat gedwongen werd tot slavenarbeid op de Franse plantages, kwam regelmatig in opstand. Die opstanden werden bloedig onderdrukt. Een Franse marineofficier, Pierre Loti, was in 1882 getuige van een strafexpeditie en schreef in zijn verslag: “De Fransen doden er lustig op los. Doof voor het gegil van de slachtoffers marcheren zij verder, dronken door de razernij van het bloed.”
In 1883 ontplooide Frankrijk een nieuwe militaire invasie en nam het land officieel in. Vietnam werd een protectoraat van het Franse keizerrijk.
“Eerst de boeren en de arbeiders organiseren”
Ho Chi Minh was de zoon van een briljante mandarijn, die echter wegens nationalistische sympathieën ontslagen werd. Het gezin raakte daardoor aan lagerwal en Ho moest als manusje-van-alles aan de kost komen. Uiteindelijk monsterde hij als scheepskok aan op een Frans stoomschip. Zijn jarenlange omzwervingen brachten hem in Parijs, Londen, New York, Moskou en Peking.
Ho stelde vast dat de vele spontane opstanden die al zowat een eeuw aansleepten, geen enkel resultaat hadden opgeleverd in de strijd tegen de Fransen. Het ontbrak de rebellen telkens aan politiek inzicht, mankracht, wapens en training. Volgens Ho had het geen enkele zin om te vechten voor de totale overname van de macht. “Als we het kolonialisme willen omverwerpen, zullen we de boeren en de arbeiders eerst moeten organiseren in hun strijd voor het dagelijkse bestaan.”
Zijn eisenprogramma spitste zich dan ook in eerste instantie toe op betere levensomstandigheden, grond voor de boeren, democratische vrijheden, amnestie voor politieke gevangenen en legalisering van de Communistische Partij. Ho Chi Minh slaagde er in 1941 in een links front (de Vietminh) op te bouwen achter deze eisen. Vanaf 1944 ging de Vietminh ook de militaire strijd aan tegen de Japanners en de Fransen.
Andere leiders van de Vietminh pleitten voor een snelle overwinning, maar Ho Chi Minh remde hen af omdat er te weinig wapens waren, te weinig gevormde kaders en vooral, nog te weinig steun vanuit de bevolking. Ho pleitte ervoor de politieke strijd altijd te laten primeren op de militaire. In de oorlogsdecennia nadien bleef hij hameren op dat kernpunt: “We moeten eerst het volk overtuigen en organiseren achter juiste en rechtmatige eisen. De overtuiging en de eenheid van het volk gaan het militaire vooraf.”
Intussen vormden Ho en generaal Giap, zijn militaire rechterhand, overal in het land guerrilla-eenheden die zowel politiek als militair in dienst van het hele volk stonden.
De eerste bevrijding van Vietnam
Gedurende de Tweede Wereldoorlog bezetten de Japanners Vietnam. Frankrijk was in oorlog met Duitsland en had het in Europa te druk om zich nog met zijn Zuidoost-Aziatische kolonies bezig te houden. In 1945 waren Duitsland en Japan verslagen en voor Frankrijk werd Indochina als vanzelfsprekend opnieuw een wingewest. Maar in de nadagen van WO II ontstond in Vietnam, tijdens en na de aftocht van de Japanners, een machtsvacuüm. Op dat ogenblik achtte Ho de tijd rijp voor het begin van de gewapende strijd. De ene provincie na de andere werd vanuit Noord-Vietnam bevrijd.
De eerste beleidsmaatregelen in elke veroverde regio waren telkens: voedselhulp voor de armen, alfabetisering, het propageren van een nieuwe levensstijl én algemeen enkelvoudig stemrecht.
In augustus 1945 riep Ho de ‘algemene opstand’ uit en vijftien dagen later was heel Vietnam bevrijd. Op 2 september dat jaar riep hij officieel de onafhankelijke Democratische Republiek Vietnam uit.
Totale oorlog met Frankrijk
Met de steun van de VS en de Engelsen begonnen de Fransen in Zuid-Vietnam aan de herovering van ‘hun kolonie’ Indochina. Ho Chi Minh voelde aan dat hij nog niet opgewassen was tegen de Franse overmacht en koos voor een tijdelijke verzoening. Hij ondertekende een voorlopig vredesakkoord met de Fransen en koos voor een onderhandelde oplossing. De vredesgesprekken in Fontainebleau, bij Parijs, draaiden echter op niets uit.
Frankrijk nam het bestuur met harde hand weer over. Op 18 december 1946 bezette het Franse leger de noordelijke hoofdstad Hanoi. Het eiste de totale ontwapening van alle Vietnamese milities. Dat was voor Ho een brug te ver en hij riep opnieuw op tot algemeen verzet in het hele land. De Vietminh voerde nu een totale oorlog met Frankrijk.
Frankrijk stuurde 20.000 extra manschappen naar Vietnam en ging voor een snelle overwinning. Dat was echter buiten de uitgekookte guerrillatactiek van de Vietnamezen gerekend. In september 1950 was er de eerste massale aanval tegen de Fransen. Met enkele tienduizenden reguliere troepen, duizenden regionale troepen en honderden guerrillakernen schakelden de troepen van Ho Chi Minh 8.000 Fransen uit en bevrijdden zij dertien districtshoofdplaatsen. In de veroverde gebieden hielp de Vietminh de bevolking onmiddellijk vooruit. Zo werd bijvoorbeeld de grond herverdeeld onder het motto “de grond is van wie hem bewerkt”. Ook alle grondbelastingen werden afgeschaft. Dankzij dat soort maatregelen verwierf de Vietminh meteen een enorme populariteit in de veroverde gebieden.
In 1953 beslisten de Fransen nog maar eens alles op alles te zetten. Zij dropten duizenden para’s in de buurt van de grens met Laos, op de basis van Dien Bien Phu. In december begon Vietminh-generaal Giap aan de geleidelijke omsingeling van Dien Bien Phu waar de Franse soldaten in de vallei vastzaten. Lokale boeren hielpen de guerrillastrijders voluit. Hun paarden sleurden de kanonnen over alle heuveltoppen heen. Op 7 mei 1954 schakelden de 45.000 Vietminh-soldaten de 16.000 uitgeputte Franse para’s uit. De militaire nederlaag van de Fransen was een feit. Parijs moest terug naar de onderhandelingstafel.
De Amerikanen nemen over
Even later ging in Genève de Vredesconferentie voor Indochina van start. Vietnam, Laos en Cambodja werden onafhankelijk. Ho Chi Minh “kreeg” het noordelijke deel van Vietnam, het deel ten noorden van de 17de breedtegraad. Het Zuiden bleef onder Frans toezicht en in 1956 zouden er vrije verkiezingen worden gehouden. De winnaar van de verkiezingen kreeg dan het hele land toegewezen.
Frankrijk was de facto uitgeteld en de Verenigde Staten voelden zich geroepen om de dominantie over te nemen. Zij wilden absoluut een ‘domino-effect’ vermijden. Stel je voor dat het ene land na het andere in communistische handen zou vallen! Maar democratische verkiezingen organiseren, dat zag de VS niet zitten, want het Vietnamese verzet zou ongetwijfeld winnen. De geplande verkiezingen gingen in Zuid-Vietnam dus niet door.
De Amerikanen installeerden er een westersgezind regime met een eigen leger dat door de VS werd opgeleid, bewapend en gecontroleerd. De regeringen van Ngo Dinh Diem en Nguyen Van Thieu zouden de façade worden voor de Amerikaanse interventie.
Ho Chi Minh koos er ondertussen voor om Noord-Vietnam eerst politiek en economisch verder uit te bouwen en te versterken. Hij lanceerde zijn eerste vijf- en driejarenplannen. In 1959 voelden de Noord-Vietnamezen zich sterk genoeg om de guerrilla-acties voor de herovering van het Zuiden weer te lanceren.
David tegen Goliath
Gedurende meer dan twintig jaar zou de VS proberen het Vietnamese verzet te vernietigen. Washington haalde zowat alles uit de kast. Toen de militairen van het marionettenregime er niet veel van bakten, stuurden de VS eigen Amerikaanse troepen uit.
Aanvankelijk ging het enkel om ‘adviseurs’, maar geleidelijk aan moest Washington een beroep doen op regelrechte gevechtstroepen. De oorlog escaleerde tot ongeziene proporties. Meer dan de helft van het Amerikaanse leger werd ingezet. Het ging daarbij onder meer om de best getrainde grondtroepen, alle elitetroepen gespecialiseerd in jungleoorlogen en ontelbare eskaders jachtbommenwerpers. De Vietnamese wateren werden permanent doorkruist door een derde van alle zware oorlogsschepen waarover de VS beschikten, vliegdekschepen inbegrepen. Op het hoogtepunt van de Amerikaanse oorlogsinspanningen (1969) vochten er in Vietnam 550.000 Amerikaanse soldaten, aangevuld met 70.000 geallieerde militairen. Amerikaanse gevechtsbommenwerpers dropten maandelijks meer bommen op Noord-Vietnam dan op Duitsland gedurende de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog.
Het stille Laos
Vietnam telt vandaag 92 miljoen inwoners. Buurland Laos telt er maar 6,6 miljoen. De geschiedenis van Laos liep parallel met die van Vietnam. Het land behoorde ook tot Indochina, werd bezet door de Fransen en later door de Amerikanen. Onder leiding van prins Souphanophong voerde de Pathet Lao een bevrijdingsstrijd in nauw contact met de Noord-Vietnamese bevrijdingsstrijders. De Amerikanen bombardeerden ook onophoudelijk de Ho Chi Minh-route die over Laos liep. Daarnaast loosden de Amerikaanse bommenwerpers bij hun terugkeer van Vietnam naar hun basis in Thailand massa’s ongebruikte bommen op de Zuid-Loatiaanse Bolovens-hoogvlakte. Jaarlijks vallen in Laos, ook vandaag nog, tientallen doden en gewonden door ‘bombies’, niet-ontplofte explosieve resten van clusterbommen. Laos werd gelijk met Vietnam bevrijd en koos voor het socialisme onder leiding van de Revolutionaire Volkspartij van Laos. De economische groei schommelt er rond de 8% per jaar en de welvaart van de bevolking gaat er gestaag op vooruit.
Furieuze bombardementen
De Vietcong, de tak van de Vietminh die actief was in Zuid-Vietnam, zat gebeiteld in de dorpen én in de steden. Ze steunden en beschermden de bevolking en konden dan ook van hun bescherming genieten.
De Amerikanen probeerden ‘de vijver droog te leggen om de vis te vangen’. Een van de manieren waarop ze dat deden, was door ‘strategische dorpen’ op te richten. In gebieden afgesloten met prikkeldraad, grachten en mijnenvelden dreven ze dorpelingen samen. Al vrij snel leken die dorpen meer op concentratiekampen, waar hongersnood heerste en totale willekeur. Wie zich niet ‘vrijwillig’ in een strategisch dorp vestigde, was voor de Amerikanen automatisch een Vietcong-strijder. Maar ook in de strategische dorpen ontstond er verzet waardoor de VS ook daar uiteindelijk de vijand in huis haalde.
De Vietcong, het Vietnamese Bevrijdingsfront, was overal in het Zuiden actief: in de dorpen, in de jungle, in de Mekong-delta. Het bouwde kilometerslange ondergrondse bevoorradingstunnels en sluipgangen. De Vietcong-strijders werden bevoorraad vanuit het Noorden via de befaamde Ho Chi Minh-route, een netwerk van paden door het oerwoud op de grens van Vietnam en Laos. De route zorgde voor een constante aanvoer van voedsel, manschappen en wapens.
Ondertussen bombardeerden de Amerikanen furieus de Noord-Vietnamese hoofdstad Hanoi. Ook Laos en Cambodja kregen meer dan hun deel omdat ze sympathiseerden met de Vietnamezen en omdat de Ho Chi Minh-route over hun grondgebied liep. Het platteland en het oerwoud werden onder meer ook bestookt met ontbladeringsmiddelen, zoals het bijzonder giftige Agent Orange. Tot op vandaag worden in de regio jaarlijks honderden kinderen misvormd geboren door de gevolgen van Agent Orange. Tienduizenden hectare natuur en landbouwgronden zijn nog steeds vervuild.
Paniek in Washington
In de nacht van 30 op 31 januari 1968 bij het Tetfeest, het Vietnamese Nieuwjaar, lanceerde generaal Giap een ongezien offensief. Over een frontlijn van 1.200 kilometer zette het Nationaal Bevrijdingsfront een verrassingsaanval in met 200.000 manschappen. Meer dan honderd grote en kleinere zuidelijke steden werden tegelijkertijd aangevallen. Bij gebrek aan moderne transport- en communicatiemiddelen werden de voorraden op de rug aangesleept. De meeste militaire hoofdkwartieren, inclusief de Amerikaanse ambassade, werden aangevallen. Dertig vliegvelden werden tijdelijk bezet en 1.500 VS-vliegtuigen en helikopters werden vernietigd. Het gemak waarmee de Vietcong deze operatie kon opzetten en uitvoeren luidde het einde in van het marionettenregime van Thieu. In Washington sloeg de eerste paniek toe.
Voor de laatste keer besliste Washington opnieuw een reeks zware bombardementen op Noord-Vietnam uit te voeren. De Vietcong trok zich na een bijzonder geslaagde uitval strategisch terug op haar guerrillaposities. De militaire en politieke afgang van de VS was echter groot en de nieuwe Amerikaanse massabombardementen op steden in het Noorden werden wereldwijd afgekeurd. Ook in het land van Uncle Sam zelf groeide nu het verzet tegen deze ‘uitzichtloze oorlog’.
Publieke opinie in VS keert zich tegen oorlog
Het aantal Vietnamese doden in Noord- en Zuid-Vietnam was ondertussen opgelopen tot twee miljoen. Tel daarbij de 300.000 Cambodjanen en de 200.000 Laotianen die vielen en je hebt een idee van de genadeloze gruwel die het Amerikaanse leger in het voormalige Indochina aanrichtte.
Ook de Amerikaanse verliezen waren immens. In de loop van de oorlog werden meer dan een miljoen Amerikaanse soldaten ingezet. Bijna 60.000 van hen kwamen daarbij om het leven. Meer dan 300.000 Amerikaanse soldaten raakten gewond. De VS verloor zo’n 5.000 vliegtuigen en daarbovenop nog eens 5.000 helikopters. Talloze VS-soldaten geraakten verslaafd aan drugs en/of deserteerden. Gruweldaden zoals de slachting in My Lai, waarbij alle 450 inwoners van een dorp bij wijze van represaille door Amerikaanse militairen werden gedood, veroorzaakten wereldwijd, ook op het Amerikaanse thuisfront een storm van protest.
Ook in de VS zag men dat oorlogen al te vaak een gevecht zijn van arme mensen tegen arme mensen om de belangen van de rijken te verdedigen. Het overgrote deel van de Amerikaanse doden en gewonden kwam dan ook vooral uit de lagere sociale klassen. Velen van hen waren zwarten en in de ogen van de politieke elite in Washington niet veel meer dan tweederangsburgers. Ook dat inzicht groeide geleidelijk aan tot verontwaardiging in de VS.
Het aantal dienstweigeraars nam gestaag toe en liep snel op tot 40.000. Onder hen enkele bekenden zoals de wereldkampioen boksen Cassius Clay (alias Mohammed Ali). Ook de Amerikaanse mainstreammedia stelden zich kritisch op. Het draagvlak voor de oorlog in Vietnam ebde langzaam maar zeker weg.
Sympathie voor Vietnam
Op het einde van WO II werden de Amerikanen in heel West-Europa nog ingehaald als ‘bevrijders’. Hun populariteit kreeg echter een flinke knauw toen de Verenigde Staten zich halverwege de jaren 60 persoonlijk gingen moeien in Zuid-Vietnam, waar de communistische Vietcong steeds populairder aan het worden was. In Europa – en later ook in de Verenigde Staten – groeide de sympathie voor de Vietcong, volgelingen van de legendarische Noord-Vietnamese president Ho Chi Minh, die verzet boden.
Ook in ons land was er solidariteit met de Vietnamezen. Amada, bijvoorbeeld, de voorloper van de PVDA, organiseerde betogingen, meetings en debatten. De strijd van het Vietnamese volk tegen meer dan honderd jaar koloniale onderdrukking, de groeiende internationale solidariteit en het verzet van de Vietcong kregen de grootste militaire macht ter wereld uiteindelijk op de knieën.
Diplomatieke stappen
In 1968 ondernam Henry Kissinger, de veiligheidsadviseur van toenmalig Amerikaans president Nixon, een poging om uit de impasse te geraken. Hij voerde gesprekken met Le Duc Tho, lid van het Noord-Vietnamese Politbureau.
Ook aan de onderhandelingstafel bleken de Vietnamezen geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken. Het zou nog tot januari 1973 duren vooraleer er eindelijk een vredesovereenkomst werd ondertekend.
Met de Akkoorden van Parijs beloofden de Amerikanen zich definitief terug te trekken. In een laatste poging om toch nog iets uit de brand te slepen, bleven zij het Zuid-Vietnamese marionettenregime steunen met materiaal en adviseurs.
In april 1975 zette generaal Giap het Noord-Vietnamese eindoffensief in. Saigon – ondertussen Ho Chi Minh-stad – werd bevrijd op 30 april 1975. Noord en Zuid waren weer verenigd in de Socialistische Republiek Vietnam.
De weg naar het socialisme
Bij de hereniging in 1975 was het land compleet geruïneerd. Het Noorden was platgebombardeerd en het Zuiden was pas uit een langdurige guerrillaoorlog bevrijd en moest het stellen met een overlevingseconomie.
Aanvankelijk inspireerden de Vietnamese leiders zich voor de opbouw van een socialistische staat op het Sovjetmodel. Zij kozen voor een strak geleide staatseconomie. Die keuze leidde niet tot de verhoopte resultaten en al snel zocht men naar nieuwe methodes om het socialisme ‘op zijn Vietnamees’ op te bouwen. De ‘Doi Moi’ werd de oplossing, een economisch model voor een overgangsperiode. In het Vietnam van 1975 was er nog geen sprake van industrie, arbeidersklasse, kapitaal, managementervaring. Er was dus geen sprake van een kapitalistische economie. Vietnam koos er dan ook voor om eerst de productiekrachten te ontwikkelen. Naast het steunen op eigen krachten, werden buitenlands kapitaal en technologieën aangetrokken om een moderne economie op te bouwen. Iedereen werd gestimuleerd om zich in dat productieproces te engageren. Privé-initiatieven waren daarbij niet langer ongewenst. Met de overgangsfase van de ‘Doi Moi’ koos Vietnam voor het economisch model van een socialistisch-georiënteerde markteconomie.
En de resultaten liegen er niet om. Er is een jaarlijkse economische groei tussen de 6 en 8%. Het BNP per inwoner verviervoudigde tussen 1989 en vandaag. Van een zuiver landbouwland is Vietnam geëvolueerd naar een industriële natie met een belangrijke landbouwproductie en een stabiele groei.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.