




75 jaar geleden werd Europa bevrijd van het nazisme. Met tal van films probeert Hollywood ons ervan te overtuigen dat dat aan de Amerikaanse soldaten te danken is. De historische waarheid is een tikje genuanceerder.
75 jaar geleden ontscheepten Britse, Canadese en Amerikaanse troepen op de stranden van Frankrijk. De 75ste verjaardag werd gevierd met tal van grootse herdenkingen: speciale uitzendingen in de media, toespraken van de Franse en de Amerikaanse president voor honderden veteranen … Deze herdenkingen versterken het idee dat de oorlog op de stranden van Normandië is beslist. In ons hoofd zit het beeld van de Amerikaanse soldaat die in Normandië aan land gaat en in Europa stad na stad bevrijdt, inclusief het feestelijke onthaal van de overwinnaars in de straten van Parijs en Brussel.
De officiële geschiedenis, de geschiedenis die we op school leren, prent ons tal van vaste ideeën in over de Tweede Wereldoorlog. Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de bevrijding houden we er drie tegen het licht.
6 juni 1944, na vijf jaar oorlog, werd er een nieuw front geopend tegen Duitsland. Op de kusten van Normandië werden 156.000 soldaten ontscheept. Als we de tv-journaals moeten geloven, was dat het keerpunt in de oorlog en betekende dat het begin van het einde voor nazi-Duitsland.
Tijdens zijn toespraak op 6 juni 2019 in Portsmouth (Verenigd Koninkrijk) verklaarde de Franse president Emmanuel Macron daarom dat met de landing in Normandië “de overwinning zich begon af te tekenen”. Hij was zeker niet de enige die die versie van de geschiedenis verkondigde. In films zoals Saving Private Ryan en series zoals Band of Brothers vertelt Hollywood ons over de offers die de Amerikaanse troepen brachten en de overwinningen die ze boekten in Frankrijk en in de Ardennen, waardoor Europa bevrijd kon worden. Op het eerste gezicht moet je hen gelijk geven: minder dan een jaar na de landing in Normandië pleegde Hitler zelfmoord en was de oorlog afgelopen.
Toch stellen heel wat historici zich vragen bij de analyse die beweert dat de landing in Normandië het keerpunt in de oorlog was. De Britse historicus Richard Overy formuleert het zo: “Als je ervan uitgaat dat het verslaan van het Duitse leger de belangrijkste strategische opdracht was, dan moet je toegeven dat dat aan het Oostfront is gebeurd. Daar is het Duitse leger eerst verzwakt en daarna teruggeduwd. En dat was vóór 1944, dus voor de geallieerden in het Westen massaal troepen inzetten.”
Maar wat is er dan in het Oosten gebeurd? Ter herinnering, voor Hitler en zijn partij had het Oosten de hoogste prioriteit. De nazi’s hielden de Duitse bevolking immers voor dat het belangrijk was het “joods bolsjewisme” te vernietigen en “Lebensraum” (zie kader) voor de Duitsers te veroveren. Die visie zou gruwelijke gevolgen hebben: tussen 1941 en het einde van de oorlog stierven er elke dag 17.000 Sovjetsoldaten en –burgers, goed voor een totaal van 25,3 miljoen mensenlevens. De meerderheid daarvan, 16 tot 18 miljoen, stierf niet tijdens gevechten maar door gruweldaden gepleegd door de nazi’s: massa-executies van onder meer één miljoen joden, doelbewuste hongersnood door grootschalige brandstichting en door belegeringen zoals in Leningrad enz.
Om het immense Russische grondgebied te veroveren werkte de Duitse legerstaf een tactiek uit, de Blitzkrieg1, met de bedoeling de USSR voor het einde van 1941 op de knieën te krijgen.
Tijdens de eerste dagen van de Duitse invasie liep alles volgens plan. De Russische verdedigingslinies begaven het een na een. Maar de Blitzkrieg die Hitler wilde, verloor vaart. Het Russische grondgebied is enorm en de Duitsers slaagden er niet in om de zo felbegeerde beslissende overwinning te behalen en ook de industriële centra kregen ze maar niet in handen. De Sovjet wapenfabrieken waren verhuisd naar de achterkant van de Oeral, een Russische bergketen die Azië en Europa geografisch van elkaar scheiden. De Blitzkrieg werd minder intensief: door gebrek aan materieel en uitputting strandde het leger voor de poorten van Moskou. Op dat moment zette het Rode Leger een krachtig tegenoffensief in.
Voor het eerst in de oorlog kreeg het Duitse leger een zware nederlaag te slikken: op sommige plaatsen werd het 280 km achteruitgeslagen. De plannen van de staf moesten het afleggen tegen de werkelijkheid: de Sovjettroepen leken in niets op de “ondermensen” zoals ze door de propaganda waren voorgesteld, hun wapens waren stukken beter dan die van de Duitsers en hun militaire strategie was revolutionair2.
Volgens de Belgische historicus Jacques Pauwels was die nederlaag voor de poorten van Moskou de ommekeer in de oorlog: “Toen het Rode Leger op 5 december [1941] bij Moskou een tegenoffensief lanceerde, was het gedaan met Hitlers Blitzkrieg in het Oosten en de generaals van de Wehrmacht informeerden Hitler dat ze de oorlog niet meer zouden kunnen winnen.”3
Met propaganda verbloemde men de nederlaag en werd ze toegeschreven aan het slechte weer. De moedeloosheid verspreidde zich echter door het hele leger en sijpelde zelfs door in de nazipartij: minister van Bewapening Todt drong er bij Hitler op aan een diplomatieke oplossing te vinden.
Hitler hield koppig voet bij stuk. Na het debacle werd een nieuw offensief uitgewerkt. Het was de bedoeling de controle te verwerven over de olievelden in de Kaukasus en tegelijkertijd Stalingrad (het huidige Volgograd) te veroveren, een industrieel centrum en een symbolisch erg belangrijke stad.
Het weer was vreselijk en de gevechten sleepten maandenlang aan. Terwijl de Duitse troepen in de ruïnes van Stalingrad vochten, bereidde het Sovjetleger in het grootste geheim een gigantisch omsingelingsmanoeuvre voor. Deze militaire meesterzet was succesvol en zo’n 300.000 Duitse soldaten werden gevangengenomen. Deze keer kon Hitlers propaganda de ernst van de nederlaag niet zomaar wegwuiven: 22 divisies en daarmee ook de mythe van het onoverwinnelijke Duitsland waren vernietigd. Het was een kantelmoment in de oorlog: de Wehrmacht zal blijvende verliezen leiden.
De slag om Stalingrad was militair belangrijk, in de bezette gebieden werd hiermee opnieuw de hoop aangewakkerd. Overal werd het verzet actiever en voerde het hardere acties uit. De slag om Stalingrad was de trigger die de Britten en Amerikanen ertoe aanzette serieus na te denken over een landing in Europa en het openen van een westelijk front.
De landing in Normandië kwam er dus nadat het tij in de oorlog was gekeerd en was vooral ingegeven door de economische en politieke vrees dat Europa door de Sovjet-Unie zou worden bevrijd.
De landing in Normandië was dus zeker niet de belangrijkste militaire gebeurtenis van de oorlog. Het Duitse leger leed 80% van zijn verliezen aan het Oostfront (zie verder).
In zijn toespraak in Normandië in 2019 zong de Amerikaanse president Donald Trump de lof van de Amerikaanse soldaten die Europa van de tirannie hadden bevrijd. In zijn half uur durende speech heeft Trump het Franse verzet niet één keer vermeld. Wie goed gekeken heeft, heeft er zich misschien ook over verwonderd dat er tijdens de ceremonieën nergens een baret, armband of enig ander herkenningsteken van de verzetsstrijders te bespeuren was. Nochtans vertelde historicus Dominique Lormier tegen France Info dat de rol van de verzetsstrijders “bepalend” is geweest in Normandië. Zowel tijdens de bezetting als in juni 1944 heeft het verzet de geallieerden kostbare tijd bespaard en veel slachtoffers voorkomen: “het zou veel meer mensenlevens gekost hebben”, bevestigde zijn collega Olivier Wieviorka op Radio France International (RFI).
De toegevoegde waarde van de Conseil national de la Résistance (CNR, de Nationale Verzetsraad), het overkoepelende orgaan van de “gaullisten”4 en de communisten, de twee belangrijkste politiek gekleurde verzetsgroepen, heeft op drie vlakken een belangrijke bijdrage geleverd aan het succes van de landing in Normandië. Ten eerste als inlichtingendienst: 80% van de inlichtingen die nuttig waren voor de voorbereiding van D-day (een andere naam voor de landing in Normandië) werd verstrekt door het verzet, dat heeft het OSS (de latere CIA) zelf bevestigd. Ten tweede, sabotage: de Duitse communicatielijnen werden systematisch doorgeknipt, wat de Duitse verdediging bemoeilijkte. De verstoring van het spoornet was nog een pak duidelijker. In de zomer van 1944 werden er duizend verstoringen van het spoorverkeer vastgesteld: stakingen, pannes, foute wissels en ontsporingen verhinderden dat het Duitse leger de broodnodige versterkingen naar het front kon sturen. De Duitse maarschalk von Rundstedt, verantwoordelijk voor de verdediging van de Atlantikwall, schreef in zijn memoires dat hij slechts 50% van de soldaten ter beschikking had die hij nodig had. De Franse film La Bataille du rail (1946) toonde hoe het treinverkeer in Frankrijk in die cruciale weken voor de helft stilstond dankzij de heldhaftige acties van de spoorwegmedewerkers. En dan was er nog de gewapende strijd zelf: op de avond van 6 juni deden De Gaulle en de Nationale Verzetsraad via de radio een oproep en vroegen de Fransen in het hele land in opstand te komen. Overal in Frankrijk kwamen de verzetsstrijders uit de bossen. In Normandië liepen de verzetsstrijders voor de Amerikanen uit, als verkenners, zij kenden immers het terrein, en moedigden de bevolking aan om mee te werken aan de bevrijding door tijdelijke volksbesturen te installeren. De collaborateurs werden geïdentificeerd. Het verzet nam de bewaking van de gevangenen en de bruggen voor zijn rekening. In Bretagne werden Duitse eenheden geblokkeerd zodat ze Normandië niet op tijd konden bereiken. Aquitaine en de Limousin (twee Franse regio’s) bevrijdden zichzelf, vóór de Amerikanen er aankwamen. De elite van de SS-divisies, het geduchte Das Reich, rustte op dat moment uit in Montauban, nadat het aan het Oostfront tal van gruweldaden had begaan en verschillende nederlagen had geleden. Men riep de hulp in van die pantserdivisie, deze trok naar het noorden maar werd geblokkeerd door de communistische verzetsgroep Francs-Tireurs et Partisans. Gefrustreerd koelden de Duitsers op 9 en 10 juni hun woede in Tulle, waar 99 gijzelaars aan de straatlantaarns van de stad werden opgehangen, en bovenal in Oradour-sur-Glane. Dat dorp werd helemaal uitgemoord en in brand gestoken. De gruwelpraktijken die de SS-troepen in Wit-Rusland en Oekraïne hadden geleerd, werden meedogenloos toegepast. De Duitse tanks kwamen pas eind juni in Normandië aan. Die tijdwinst was cruciaal voor de geallieerden. Anders dan Trump zouden Eisenhower (generaal en later president van de VS) en Churchill later wel erkennen dat het verzet een beslissende rol had gespeeld.
Ondanks de slagkracht ervan hebben de Amerikanen nooit vertrouwen gehad in dat clandestiene leger, het stond immers niet onder hun bevel. De Angelsaksische bevelhebber wou niet dat de verzetsstrijders zich met de bevrijding bemoeiden. De Gaulle zelf werd pas twee dagen vóór de landing van D-day op de hoogte gebracht. De Amerikanen gaven de voorkeur aan hem boven de Vichy-gezinde Giraud, die veel meer zag in een militaire regering voor Frankrijk. “Doe niets!”, dat was het bevel dat Eisenhower op de ochtend van 6 juni via Radio Londen gaf aan de verzetsstrijders. Door zijn efficiënte organisatie had het verzet in 1944 tien keer meer wapens verzameld dan in 1943. De Amerikanen wantrouwden het verzet omdat het zo onafhankelijk was. De Gaulle raakte toch in de gunst bij hen toen tijdens de bevrijding bleek dat de Franse communistische partij “de FFI [forces françaises de l’intérieur, de binnenlandse Franse strijdkrachten, de koepelorganisatie van het hele verzet], de patriottistische milities, de leiding van de Nationale Verzetsraad, de vakbond CGT en een groot deel van de plaatselijke bevrijdingscomités controleerde”, vertelt historicus Philippe Buton5 “en zo een aanvaardbare gesprekspartner werd”. De Gaulle zorgde ervoor dat het verzet letterlijk en figuurlijk werd ontwapend en dat veel van zijn medestanders na de oorlog werden gerehabiliteerd. Bijzonder hypocriet sprak hij dan ook na de bevrijding Parijs toe met de woorden: “de strijd van heel Frankrijk, van het ware Frankrijk, van het eeuwige Frankrijk”.
De Verenigde Staten hebben zich heel lang neutraal opgesteld tegenover nazi-Duitsland. De houding van het Westen was catastrofaal en maakte Hitler aanvaardbaar, zodat die zijn grote oorlog kon voorbereiden. De beroemde piloot Lindbergh werd in 1938 gedecoreerd door de hooggeplaatste nazi, Hermann Göring, en lanceerde met succes de slogan “America first”. Zelfs toen Hitler in 1939 Polen binnenviel, was de Amerikaanse publieke opinie dermate isolationistisch dat toenmalig Amerikaans president Roosevelt niet reageerde. Zijn toekomstige opvolger senator Truman was nog cynischer. Twee dagen nadat Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel verklaarde hij: “Als we merken dat Duitsland wint, moeten we Rusland helpen; maar als Rusland wint, moeten we Duitsland helpen, zodat die twee elkaar zoveel mogelijk uitmoorden.” Natuurlijk moest een deel van het Amerikaanse establishment absoluut niets van het fascisme weten en wilden zij de Britten en de Fransen te hulp snellen. Al moesten ze hiervoor wachten tot de aanval van Japan op Pearl Harbor, in december 1941; pas toen stapten de Amerikanen in de oorlog.
Roosevelt concentreerde zich in de eerste plaats op Japan, maar in maart 1942 beloofde hij de Sovjet-Unie voor het einde van de oorlog in Europa een tweede front te openen. Het zou nog twee jaar duren voor het zover was, zesentwintig maanden om precies te zijn, en intussen keerde de Sovjet-Unie het tij van de oorlog bij Moskou, in Stalingrad en in Koersk. In 1943 landden de Amerikanen in het zuiden van Italië, maar ze kwamen maar heel moeizaam vooruit. Operatie Overlord (de codenaam voor de landing in Normandië) startte op 6 juni 1944, veel later dus, toen de Duitse troepen zich steeds verder moesten terugtrekken voor het oprukkende Rode Leger. De Atlantikwall was zo weinig beschermd dat de Britse en Amerikaanse generaals elkaar feliciteerden omdat ze slechts 10.000 soldaten hadden verloren, ze hadden immers rekening gehouden met 25.000 verliezen. Daarna bleef de Wehrmacht drie kwart van zijn troepen in het Oosten inzetten. Op 22 juni startte de Sovjet-Unie een gigantisch offensief, Operatie Bagration, over een front van duizend kilometer. In twee maanden tijd rukte maarschalk Zjoekov 600 km op, tot aan de Pruisische grens. D-day was dus vooral een poging om als eerste in Berlijn aan te komen, wat Patton en Montgomery heel graag wilden, of om op zijn minst te voorkomen dat de Sovjets heel Europa zouden bevrijden.
De Sovjet-Unie heeft een centrale rol gespeeld bij het verslaan van het nazisme, maar we mogen zeker niet vergeten dat het verzet, en vooral het communistische verzet, overal in Europa aanzienlijke successen heeft geboekt. In 1943 bevrijdde Corsica zichzelf, zonder hulp van buitenaf: “de communisten hadden een wijdvertakte organisatie, in bijna elk dorp op het eiland”6. In Parijs leidde de communist Henri Rol-Tanguy in augustus 1944 de opstand; voor de tanks van de Franse generaal Leclerc de stad bereikten, hadden 100.000 Parijzenaars 600 barricades opgeworpen en de Duitsers verjaagd. In Italië waren de Garibaldi-brigades van de Italiaanse Communistische Partij (PCI) goed voor de helft van alle verzetsstrijders. In 1945 bevrijdden die partizanen Bologna, Turijn, Milaan (waar ze Mussolini executeerden) en andere grote steden vóór de geallieerden die steden bereikten. Twee miljoen Italianen werden lid van de PCI, in Frankrijk sloten één miljoen mensen zich aan bij de PCF, de Franse Communistische Partij. Maar in de Balkan stond het verzet nog sterker. Joegoslavië en Griekenland werden volledig door hun communistische verzetsstrijders bevrijd. Tito, de leider van de Joegoslavische communisten, moest zes aanvallen van de asmogendheden (Duitsland, Italië en hun fascistische bondgenoten) afslaan en in april 1945 verjoeg hij de laatste Ustasa’s, Kroatische fascisten. In Griekenland controleerde de Communistische Partij vanaf 1943 grote bergachtige regio’s. Maar het Verenigd Koninkrijk wou zijn invloed op het land behouden. Het was immers strategisch gelegen op de voor de Britten zo belangrijke vaarroute naar het Suezkanaal en India. In oktober 1946 stuurde Churchill een zwaarbewapend contingent naar Griekenland. Dat leidde tot een gruwelijke burgeroorlog (1946-1949) waarin 50.000 communistische verzetsstrijders stierven.
Natuurlijk hebben de Verenigde Staten een belangrijk aandeel gehad in de uiteindelijke overwinning. Maar zoals we hebben gezien, wordt dat aandeel vaak overdreven. Een peiling van het Franse peilingsinstituut IFOP uit 2015 bevestigt dat: volgens dat instituut geeft 54 % van de Fransen aan dat de Verenigde Staten “het meest heeft bijgedragen in het verslaan van nazi-Duitsland”. Toen datzelfde instituut de Fransen diezelfde vraag stelde in 1945, gaf slechts 20 % van de ondervraagden aan dat de Verenigde Staten de grootste bijdrage had geleverd in het verslaan van Duitsland, terwijl 57% van mening was dat dat de Sovjet-Unie was.
Maar waarom minimaliseert de officiële geschiedenis de rol van het verzet en de oorlogsinspanningen van de Sovjet-Unie? Waarom overdrijft ze de rol van de Verenigde Staten? Die visie, die in de media en in populaire cultuur wordt geschetst, is allesbehalve onschuldig.
Omdat de Sovjet-Unie na de oorlog zijn statuut van tijdelijk geallieerde kwijtraakt en opnieuw de ideologische vijand van de VS werd, werd alles in het werk gesteld om het kapitalisme te verdedigen en de opgang van de marxistische ideeën tegen te gaan. Desnoods met geweld, maar ook door een culturele oorlog te ontketenen. Dit was de essentie van de Koude Oorlog, een ideologische strijd. De geschiedenis loopt, net als alle andere wetenschappelijke disciplines, altijd gevaar om gemanipuleerd te worden. Sterker nog, geschiedschrijving is een strategisch strijdperk. Volgens Jean Lopez, de hoofdredacteur van het tijdschrift Guerres et Histoire en schrijver van Mythes de la Seconde Guerre Mondiale, zijn het precies die culturele media die de perceptie van de oorlog hebben veranderd.
Na de oorlog overspoelde de VS de Europese markten met zijn producten. Overal in Europa verspreidde het de American Way of Life en drong het zijn culturele media steeds meer op, en daarmee ook zijn visie op de wereld en de geschiedenis. Deze visie moest de burgers overtuigen, zowel in de VS als in Europa. Een Amerikaanse wet, de Smith-Mundt Act uit 1948, gaf de VS de toestemming om alle mogelijke middelen te gebruiken op het vlak van onderwijs, informatie en propaganda om de culturele en psychologische confrontatie met de landen in het Oosten aan te gaan. In 1967 zong Michel Sardou “Si les Ricains n’étaient pas là, vous seriez tous en Germanie” (als de Yankees er niet waren geweest, woonden jullie allemaal in Duitsland). Zo suggereerde hij dat de overwinning op het nazisme uitsluitend te danken was aan de Verenigde Staten. Want er is geen betere manier om de ideeën van links, en vooral die van de marxisten, te dwarsbomen dan hun toenmalige aanhangers aan te vallen en de successen die ze geboekt hebben onder tafel te vegen: de overwinning op het nazisme.
1 De Blitzkrieg is een tactiek die werd ontwikkeld nadat men lessen had getrokken uit de loopgravenoorlog van de Eerste Wereldoorlog. Bij die Blitzkrieg is snelheid cruciaal: het is de bedoeling zo vlug mogelijk een beslissende overwinning te boeken, en dat op een zo klein mogelijk terrein. Het idee is dat die overwinning de vijand zal destabiliseren, hij geen tegenaanval kan inzetten en hij zich gedwongen ziet zich over te geven. In Frankrijk en België werd die tactiek succesvol toegepast, maar in het Oosten leverde de Blitzkrieg niet de gewenste resultaten op.
2 De Russen wilden de strijd op alle terreinen voeren en er de tijd voor nemen. Precies het tegenovergestelde van de Duitse Blitzkrieg. Ze gingen niet op zoek naar één beslissende veldslag, maar kozen voor opeenvolgende confrontaties met de bedoeling het vijandige leger te destabiliseren.
3 Jacques Pauwels, “De mythe van D-day als keerpunt van de Tweede Wereldoorlog”, knack.be.
4 De partizanen van generaal De Gaulle, rechtse, nationalistisch gezinde republikeinen.
5 LOPEZ J. et WIEVIORKA O. (dir.), Les mythes de la Seconde Guerre mondiale, vol. 2, Parijs, éd. Perrin, 2017.
6 GREGORI S., “Le premier département libéré !” in Les collections de l’Histoire, nr. 81, p. 74.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.