Fidel Castro was ongetwijfeld een van de meest fascinerende en omstreden politieke leiders van de laatste vijftig jaar. Het kleine en weerbarstige Cuba heeft onder zijn leiding een uitzonderlijke en merkwaardige rol gespeeld in de wereldgeschiedenis.
De jonge Fidel
“Of zijn tegenstanders dat nu leuk vinden of niet, Fidel Castro heeft een plaats gereserveerd in het wereldpantheon gewijd aan de personen die het hardst gevochten hebben voor sociale rechtvaardigheid en die het meest solidariteit verkwist hebben in het voordeel van de onderdrukten der aarde.” Ignacio Ramonet, voormalig hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique
Fidel wordt geboren in 1926 in het oosten van het land, als derde oudste van zeven kinderen. Zijn vader is een arme Spaanse immigrant die zich wist op te werken tot grootgrondbezitter, maar die steeds bescheiden was gebleven. Hij betaalt zelf een onderwijzeres om les te geven aan zijn kinderen en die van zijn landarbeiders, in een klein schooltje op de haciënda. Zo groeit de kleine Fidel op tussen kinderen van arme landarbeiders. Velen van hen zijn haveloze Haïtiaanse immigranten.
Fidel is een hyperactief haantje-de-voorste en een echte bengel. Hij is heel sportief maar ook leergierig. Hij wil graag verder studeren. Zo belandt hij van op de boerenbuiten via de stad Santiago de Cuba in het prestigieuze jezuïetencollege in de hoofdstad Havana.
De jezuïeten stimuleren zelfstandig denken maar ook gehoorzaamheid, persoonlijke waardigheid, ondernemingszin en doorzettingsvermogen, openheid en moed, bereidheid om offers te brengen en risico’s te nemen. De rede staat hoger dan het gevoel, welbespraaktheid hoger dan genot en bezit. Dat waardepatroon laat zijn sporen na bij de jonge Fidel. Zijn grote held is Don Quichote. Ook dat zal zijn levensloop mee bepalen.
“We twijfelen er niet aan dat hij zijn levensboek met briljante bladzijden zal vullen. Fidel is uit het goede hout gesneden en heeft de capaciteit om het te maken.” Uittreksel uit het laatste schoolrapport van Fidel.
Student en rebel
Fidel gaat rechten studeren in Havana. Hij wordt al snel actief in het zeer gepolitiseerde studentenleven en neemt het voortouw in protestacties, waar hij zich ontpopt tot een radicale studentleider. Tussendoor verdiept hij zich in politieke literatuur en leert o.a. de werken van Marx en Engels kennen. Toch wordt hij geen lid van de communistische partij, maar kiest voor de Ortodoxos, een radicale anticorruptiepartij. Met de communisten onderhoudt hij wel goede contacten.
Als hij eenentwintig is, neemt hij deel aan een guerrillacampagne vanuit Cuba om de dictatuur in de Dominicaanse Republiek omver te werpen. Het opzet mislukt en de actie wordt vroegtijdig afgeblazen. Een jaar later in april 1948 is hij toevallig aanwezig als een gewapende opstand tegen het regime uitbreekt in Colombia. Hij kiest kant voor het volk. De rebellie mislukt en Fidel kan op het nippertje ontkomen.
Uit die gebeurtenissen trekt hij een aantal belangrijke lessen. Hij heeft het enorme revolutionaire potentieel van grote volksmassa’s gezien: met een stevige leiding hadden ze binnen enkele uren de macht kunnen veroveren en hadden de plunderingen en het nutteloze bloedvergieten vermeden kunnen worden. Die leiding was er echter niet. Door zijn optreden haalde Fidel wel de frontpagina’s in Cuba en groeit zijn prestige zienderogen.
Aan de universiteit leert hij Myrta Díaz Balart kennen, een filosofiestudente uit een rijke familie met belangrijke politieke connecties. Ze trouwen. Ongeveer een jaar later wordt hun zoontje Fidelito geboren.
Als Fidel afstudeert heeft hij alle troeven in handen om een succesvolle advocaat te worden, maar zijn ambitie ligt elders. Hij ziet zijn advocatenpraktijk als een noodzakelijke bron van inkomsten om zijn politieke project te realiseren. Hij gooit zich ook in de electorale strijd voor de Ortodoxos-partij. Hij wil een zitje bemachtigen in het parlement, om van daaruit een revolutionair programma te lanceren, het volk te mobiliseren tot gewapende actie en om de onrechtvaardige orde van de Cubaanse feodale elite omver te werpen.
In de clandestiniteit
Het leger strooit echter roet in het eten. Op 10 maart 1952, vlak voor de verkiezingen, pleegt generaal Batista een staatsgreep. Hiermee is de democratische weg voor Fidel afgesloten. Hij begint een clandestiene beweging uit te bouwen met ongeveer twaalfhonderd vooral jonge mensen uit de lagere sociale klassen. Het plan is om twee kazernes te bestormen en dan de bevolking via de radio op te roepen om de rebellen te steunen en de macht over te nemen.
Die aanval op de Moncadakazerne in Santiago de Cuba vindt plaats op 26 juli 1953, maar het loopt mis. De meeste rebellen worden brutaal afgeslacht, slechts enkelen kunnen ontsnappen. Fidel, zijn broer Raúl en enkele anderen, worden enkele dagen later gevat en berecht. Alle mogelijke progressieve krachten worden door het regime mee aangeklaagd voor de aanval, de communisten incluis. Fidel neemt echter de volle verantwoordelijkheid.
Bovendien slaagt hij erin de militaire nederlaag om te smeden tot een politieke overwinning. Zijn verdedigingsspeech op het proces is in feite zijn programma voor een nieuwe en rechtvaardige maatschappij. Hij slaagt erin de speech buiten te smokkelen en op zijn vraag wordt hij op duizenden exemplaren clandestien verspreid onder de bevolking met als titel ‘De geschiedenis zal me vrijspreken’. Het is een echt keerpunt. Fidel en de beweging worden definitief op de politieke kaart gezet. .
Fidel gebruikt de gevangenis om zijn mensen te consolideren en te scholen. Bij de bevolking stijgt zijn populariteit. Fidel zelf wordt intussen persoonlijk onder druk gezet. De oom van zijn vrouw Myrta is minister van binnenlandse zaken van de dictatuur. Hij stopt zijn nichtje af en toe wat centen toe ‘om haar te helpen’. Intussen verspreidt hij het nieuws dat de vrouw van Fidel betaald wordt door het regime. Fidel staat voor een verscheurende keuze. Om de morele doodslag van de revolutionaire beweging te voorkomen moet hij afstand nemen van zijn vrouw.
De beweging van Fidel is intussen omgedoopt tot ‘beweging van de 26 juli’. In het begin van 1955 lanceert die een pro-amnestie campagne. De dictator ziet zich verplicht om onder druk van de bevolking Fidel en zijn medegevangenen enkele maanden later vrij te laten. In Cuba zijn Fidel en zijn voormalige medegevangenen uiteraard niet veilig. Daarom besluit Fidel om naar Mexico te trekken om vandaar de strijd voor te bereiden.
“Alle wegen tot ongewapende strijd zijn afgesloten. Als volgeling van José Martí1 denk ik dat het uur gekomen is om het recht in handen te nemen in plaats van erom te vragen, het af te dwingen in plaats van erom te bedelen. Het geduld van Cuba heeft zijn grenzen. Ik zal ergens in de Caraïben verblijven. Van een reis als deze keer je niet terug, tenzij met het hoofd van de dictatuur aan mijn voeten.” Uit zijn afscheidsbrief aan de pers voor zijn afreis naar Mexico.
In Mexico ontmoet Fidel onder meer de Argentijnse arts Ernesto Guevara. Ze vinden mekaar in hun sociale aspiraties voor een rechtvaardiger maatschappij en worden vrienden voor het leven. Ernesto Guevara – die door zijn vrienden ‘Che’ wordt genoemd, naar het Argentijnse stopwoordje dat hij voortdurend gebruikt - sluit zich aan bij de rebellengroep.
De rebellen worden goed opgeleid. Overdag krijgen de toekomstige guerrillero’s militaire training, ’s avonds bestuderen ze revolutionaire literatuur en houden ze politieke discussies. Ze bereiden zich voor op een langdurige guerrillaopstand in de bergen in Cuba, ondersteund door het clandestien verzet in de steden, met de bedoeling het leger uit te schakelen.
De Sierra Maestra
Eind november 1956 zetten tachtig rebellen vanuit Mexico koers naar Cuba. De overtocht op de overbemande boot ‘Granma’ – geschikt voor slechts 12 personen - is een ware nachtmerrie en bij de landing loopt het helemaal fout. De rebellen worden snel opgemerkt en beschoten door het leger.
Ze blijven met amper zestien man over en beschikken nog over twaalf wapens. Fidel is echter niet het type dat zich snel laat ontmoedigen. Als de zestien overlevenden van de landing er eindelijk in slagen zich te hergroeperen besluit hij, met het nodige voluntarisme: “Nu gaan we de oorlog winnen!”
Dat wordt een ‘mission impossible’. Ze staan immers tegenover het door de VS op dat ogenblik best bewapende en getrainde leger van Latijns-Amerika. Zelf krijgen ze daarentegen de steun van plaatselijke boeren en weten zich in die eerste weken te consolideren. Ze slagen er in uit de greep van de troepen van Batista te blijven en behalen enkele eerste kleine overwinningen. Om het politiek en financieel draagvlak te vergroten roept Fidel een brede beweging in het leven. Ook invloedrijke en bemiddelde figuren beginnen hun steun te geven aan de gewapende strijd.
Fidel slaagt er ook in om het wapen van de massamedia in te zetten. Terwijl de Cubaanse pers onder de knoet van de dictatuur zijn dood met de regelmaat van een klok verkondigt, lukt hij erin om in de bergen een clandestien interview af te geven aan een journalist van de New York Times. Dat zet hem op de wereldkaart.
“De persoonlijkheid van deze man is overweldigend. Je zag hoe zijn mannen hem bewonderden en je begreep onmiddellijk waarom hij tot de verbeelding sprak van de jongeren over heel het eiland. Hier stond een ontwikkeld, toegewijd en ontzettend gedreven man met idealen, moed en merkwaardige leiderschapskwaliteiten.” Uit het ooggetuigenverslag van Herbert Matthews, New York Times, januari 1957.
Fidel wordt door zijn troepen ‘el Comandante’ genoemd. ‘Comandante’ is de laagste rang van officieren in het geregelde leger. Zo legt hij onder meer aan zijn medestrijders strikte discipline op en eist van hen het uiterste, tegelijk onderhoudt hij warme relaties met ieder dan hen en houdt rekening met hun opinies.
Hij gaat ook tegen de traditionele waarden van de Cubaanse samenleving in als dat nodig is. Zo bewapent hij een vrouwenbataljon in de Sierra Maestra, ondanks het gemor van meerdere mannelijke rebellen, dat het toch niet opgaat dat vrouwen wapens krijgen, terwijl er niet eens genoeg zijn voor alle mannen.
De rebellen moeten de bevolking met alle respect behandelen, wie dat niet doet wordt zwaar gestraft. In tegenstelling tot het leger, betalen de rebellen voor alle voedsel van de lokale boeren dat ze verbruiken en helpen ze bij de oogst. Er zijn ook strikte richtlijnen om de gevangengenomen soldaten goed te behandelen. Op die manier groeit de steun bij de bevolking steeds verder en het rebellenleger boekt gestaag vooruitgang.
Een algemene staking in de steden, begin april 1958, mislukt en er volgt een nieuwe zware repressiegolf. Daardoor verschuift het accent definitief naar de centrale hoogvlakte van de Sierra Maestra. Fidel wordt daardoor ook de onbetwiste nummer één van de 26-Juli-Beweging.
Met 300 tegen 10.000
Dictator Batista beantwoordt de mislukte staking met een groots zomeroffensief, om eens en voorgoed komaf te maken met de guerrilla. Hij zet tienduizend soldaten in, de rebellen zijn met iets meer dan driehonderd slecht bewapende strijders.
Toch slagen ze er in na twintig dagen van hevige gevechten de aanval van de dictatuur af te slaan. Alle wapens worden daartoe ingezet, ook de psychologische. Fidel richt het ‘quinteto rebelde’ op (het ‘rebekls kwintet’). Het zijn een boer en zijn musicerende zonen die vanuit het struikgewas de soldaten demoraliseren met hun liedjes en hen uitnodigen om de wapens neer te leggen en over te stappen naar de guerrilla. De Amerikaanse steun aan de dictatuur maakt de posities ook nog eens extra duidelijk.
“Bij het zien van de raketten die werden afgevuurd op het huis van Mario zwoer ik dat de Amerikanen duur zouden betalen voor wat ze hier aan het doen zijn. Als deze oorlog afgelopen is zal er voor mij een beginnen die veel langer en groter is, de oorlog die ik tegen hen ga voeren.” Fidel in een brief tijdens het zomeroffensief in 1958.
De mislukking van dit offensief is het begin van het einde voor Batista. Na amper anderhalf jaar strijd komt voor de rebellen de eindzege stilaan in zicht. In extremis probeert de CIA de revolutie nog te recupereren door een militaire junta te installeren. Daarop roept Fidel op tot een algemene staking. De bevolking beantwoordt dit keer wel massaal en het plan van de dictatuur mislukt. Batista neemt de benen op 1 januari 1959.
De revolutie is een feit. Via de radio vraagt Fidel de bevolking om het recht niet in eigen handen te nemen. De machtsoverdracht gebeurt opvallend rustig en ordelijk, er zijn zo goed als geen wraakacties.
Rebel wordt staatsman
Fidel gaat na de overwinning van 1959 gewoon door met zijn ‘ongeregelde’ leven van de Sierra Maestra, tot wanhoop van zijn dichte omgeving. Hij heeft geen dagelijkse routine, werkt hele nachten door en slaapt erg weinig. Hij verslindt boeken van de meest uiteenlopende soort. Hij heeft ook geen echte verblijfsplaats of vast kantoor, beschikt amper over vrije tijd of een privéleven en leeft zeer sober.
Na verloop van tijd begint hij toch wat orde te scheppen in zijn bestaan. Om zijn conditie op peil te houden doet hij enkele uren per dag aan gymnastiek en gaat hij regelmatig zwemmen. Om te relaxen trekt hij naar een afgelegen bungalow om er te vissen, te duiken, te koken en te praten, vooral dat, om te praten. Volgens zijn goede vriend Gabriel García Márquez2 is Fidel immers verslaafd aan conversatie.
Ook zijn pogingen om mensen inzichten bij te brengen en te overtuigen, zijn onvermoeibaar. Getuige daarvan zijn de urenlange speeches, waarin hij de plannen van de revolutie uiteenzet, voorbije gebeurtenissen uitlegt aan de bevolking, argumenten pro en contra van te nemen beslissingen op een rij zet, wantoestanden aanklaagt, fouten toegeeft enzovoort. Fidel heeft daar in heel zijn carrière duizenden uren aan besteed.
In de geschiedenis is er geen enkele regeringsleider die dit ook maar van ver benadert. Zijn toespraken zijn nooit zwaar op de hand, voor een groot publiek begrijpelijk en didactisch opgebouwd. Ze bevatten toch veel cijfermateriaal en heel wat belangrijke wetenswaardigheden. Ze groeien uit tot een soort collectief geheugen van de revolutie. (Onderaan dit artikel vind je een passage).
Fidel wordt vanaf het begin geweldig op handen gedragen door de bevolking en dat zal alleen maar toenemen doorheen de jaren. Voor veel Cubanen is Fidel immers meer dan een leider, hij is een vader of een grootvader. Er is heel veel respect voor hem, wellicht te veel, want daardoor is er veel schroom om tegen hem in te gaan. Toch is er in Cuba geen openlijke personencultus, dat is bij wet verboden. Je zal dan ook nergens standbeelden vinden van levende leiders of foto’s in openbare gebouwen.
De eerste stappen van de revolutie
De rebellen installeren een brede overgangsregering. In het allereerste kabinet zitten slechts drie mensen uit de guerrilla en één uit het clandestien verzet in de steden. Fidel zelf stapt er niet in. Hij wil het revolutionair proces bewaken aan de zijde van de bevolking.
De nieuwe regering is een bonte verzameling waarin de burgerlijk-nationalistische krachten de overhand hebben. Ze is echter niet stabiel en wil vooral niet te veel revolutie. Er ontstaat heel snel een machtsstrijd tussen de erg conservatieve premier Miró Cardona en de nieuwe Cubaanse president Urrutia.
Op 13 februari 1959 neemt Miró ontslag. Fidel wordt als eerste minister in de regering gehaald. Onder zijn leiding worden een eerste reeks sociale wetten doorgevoerd. Het programma is dat van zijn verdedigingsspeech ‘De geschiedenis zal me vrijspreken’. De donkere bladzijde van de dictatuur wordt defintief omgedraaid.
“In onze scholen zijn alle kinderen welkom. Het doet er niet toe of ze de kinderen zijn van de soldaten van vroeger, het doet er zelfs niet toe dat ze kinderen zijn van een of andere crimineel of moordenaar, want dat is niet de schuld van die kinderen. Als dit kind het ongeluk heeft dat zijn vader een misdadiger is, heeft het daar geen schuld aan, het is medeslachtoffer. ... Jullie moeten hen het goede van de revolutie uitleggen, en hen trachten te winnen met liefde, niet met misprijzen.” Fidel Castro tijdens een van zijn toespraken.
In mei 1959 wordt de wet op de landhervorming getekend. Het is al bij al nog een bescheiden hervorming, maar voor de grootgrondbezitters – dat zijn vooral VS-burgers – een symbolische stap te ver. Deze wet maakt immers duidelijk dat Fidel en de zijnen een heuse maatschappelijke omwenteling op het oog hebben.
Dat ziet conservatief president Urrutia niet zitten. Het komt tot een krachtmeting met zijn eerste minister Fidel Castro. Fidel besluit de bevolking te mobiliseren om de revolutie te vrijwaren. Via de radio kondigt hij zijn ontslag aan. De bevolking legt het werk neer en komt op straat: zij willen Fidel. Het verkeer wordt gehinderd door blokkades, de kerkklokken zwijgen en de filmzalen in Havana bieden gratis films aan.
Die massale steun van de bevolking voor Fidel dwingt de president ertoe om zelf een stap achteruit te zetten. Op de symbolische datum van 26 juli neemt Fidel het ambt van premier weer op. Osvaldo Dorticós, advocaat en tot op dat moment minister en lid van 26-Juli-Beweging wordt de nieuwe president.
De confrontatie met de VS
De relaties met de VS gaan ondertussen verder achteruit. Een boot met aangekochte Belgische wapens wordt opgeblazen in de haven van Havana, met een honderdtal doden tot gevolg. Washington is niet meer bereid de afgesproken hoeveelheid suiker – het voornaamste exportporduct van Cuba - aan te kopen en de raffinaderijen van Amerikaanse oliebedrijven in Cuba weigeren nog goedkope petroleum uit de Sovjet-Unie te raffineren. Fidel antwoordt daar op met het nationaliseren van een hele reeks Amerikaanse bedrijven en monopolies.
In september gaat Fidel naar de Algemene Vergadering van de VN in New York. Terwijl de Amerikanen hem met argusogen volgen, wordt hij bijzonder warm ontvangen door de zwarte gemeenschap in de wijk Harlem. Daar ontmoet hij onder meer ontmoetingen Malcolm X3 en Nikita Chroesjtsjov.4 Voor de Algemene Vergadering houdt hij een speech van vier en een half uur, een record volgens het Guinness wereldrecordboek.
“Castro is als een jong paard dat nog niet getemd is. Hij heeft nog training nodig, maar hij is heel energiek. We zullen het behoedzaam moeten aanpakken.” Nikita Chroesjtsjov in een reactie op de speech van Fidel.
De confrontatie met Washington gaat crescendo. Er komen meer Amerikaanse sabotageacties en aanslagen en de VS kondigen een blokkade af die tot recent van kracht bleef (ook na de beslissing van president Obama om de diplomatieke relaties met Cuba te herstellen, blijft de economische blokkade van kracht). Het zal de langstdurende handelsblokkade worden uit de wereldgeschiedenis.
Vanaf december 1960 beginnen contrarevolutionairen, met luchtdekking van de VS, een guerrillastrijd in het gebergte van Escambray, waarbij ze niet aarzelen burgers te doden. Honderdduizend Cubanen worden gemobiliseerd om er een einde aan te maken en een paar maand later zijn de meeste brandhaarden opgeruimd. Fidel gaat de militaire operaties persoonlijk leiden.
Tijdens die gevechten ontsnapt Fidel op het nippertje aan een moordaanslag. Hij is eventjes achterop gebleven en komt onder schot van een contrarevolutionair die in een boom verborgen zit. De man hoeft maar de trekker over te halen, maar krijgt het uiteindelijk niet over zijn hart en laat zich aanhouden.
Varkensbaai
Het blijft bovendien niet bij contrarevolutionaire terreur. Op 17 april 1961 landen twaalfhonderd huurlingen op een strand, genaamd Playa Girón, in de Varkensbaai (in het zuidwesten van Cuba). Fidel neemt het commando over de gevechten onmiddellijk zelf in handen. Na drie dagen moeten de indringers zich overgeven ondanks hun aanvankelijke militaire overmacht.
Het wordt een smadelijke nederlaag voor de VS. Dit bezorgt de Cubaanse revolutie een enorm internationaal prestige. Fidel onderhandelt persoonlijk de uitlevering van de gevangengenomen huurlingen in ruil voor babyvoeding en geneesmiddelen.
“De feiten leerden ons dat Fidel Castro een veel meer geduchte tegenstrever was en de leiding had van een veel beter georganiseerd regime dan iedereen vermoed had. Hij geraakte zelf nooit in paniek. Zijn prestatie was indrukwekkend.” Arthur Schlesinger, raadgever van president Kennedy (1961-1963)
De Amerikaanse regering geeft echter niet op. Onder leiding van Robert Kennedy (minister en broer van de president) start de CIA een grootschalige destabiliseringcampagne. In de jaren zestig zijn er talrijke infiltratiemissies, sabotageacties, moordaanslagen en pogingen tot verspreiding van het denguevirus, varkenspest en ziektes om de oogsten te doen mislukken. Bij die operaties laten in totaal ongeveer 3400 Cubanen het leven en raakte een veelvoud daarvan gewond.
Op 6 oktober 1976 wordt een aanslag gepleegd op een Cubaans lijnvliegtuig in volle vlucht, waarbij alle 73 inzittenden omkomen. De twee daders, verantwoordelijk voor de organisatie van deze aanslag, waren de Cubanen Orlando Bosch, die tot zijn dood in 2011 als een vrij man in Florida leefde, en de nu 86-jarige Luis Posada Carriles, die nog steeds in Florida woont.
Alfabetisering
1961 is ook het jaar van de grootste alfabetiseringscampagne ooit: op een jaar tijd leren bijna een miljoen Cubanen lezen en schrijven dankzij de vrijwillige inzet van jongeren en studenten uit de steden. Met zijn overtuigingskracht haalt Fidel de beter gestelde families in de steden over de streep om hun zonen en dochters naar het platteland en de bergen te sturen voor de campagne.
Zo wordt deze alfabetiseringscamapge tegelijk een massieve bewustmakingscampagne van de jonge generatie rond de noodzaak voor een nieuwe en rechtvaardige maatschappij. De gezondheidszorg wordt uitgebouwd en behoort weldra tot de beste van de wereld. (Zie annex achteraan.) Er komt een moderne sociale zekerheid en de werkloosheid wordt aangepakt. Ook op vlak van sport en cultuur gebeuren er grote inspanningen.
“Diegenen die schrik hebben van de vrije gedachte ontwikkelen hun volk niet, ze brengen het niets bij, ze doen geen pogingen opdat het volk zoveel mogelijk cultuur of grondige historische en politieke kennis zou verwerven.” Fidel Castro.
Een kleine groep gefortuneerde Cubanen vrezen intussen voor hun privileges. De meesten van hen trekken naar de VS, meestal naar Florida, in de veronderstelling dat de revolutie niet al te lang zal standhouden. Ze vertrekken met zowat alle nationale rijkdom en zullen de kern vormen van de latere rabiate anti-Castro groepen in Miami.
Fidel leert in die periode zijn toekomstige vrouw Dalia Soto del Valle kennen. Samen zullen ze vijf kinderen krijgen. Dalia treedt nooit op als first lady en over haar persoonlijk leven is net zoals over het privéleven van Fidel nauwelijks iets geweten.
In 1962 bereikt de confrontatie met de VS een hoogtepunt met de Cubaanse rakettencrisis.5 Op het nippertje kan een kernoorlog vermeden worden. De crisis wordt afgewend, maar Fidel klaagt openlijk aan dat Chroesjtsjov Cuba in deze kwestie niet heeft geconsulteerd en zwak heeft onderhandeld. De relaties met de Sovjet-Unie zullen daarna gedurende jaren stroef blijven. Tot tweemaal probeert Moskou later de revolutie naar zijn hand te zetten, maar dat mislukt telkens.6
Vooral in de periode 1964-1965 worden talloze moordpogingen ondernomen tegen Fidel. Volgens onder meer de palrementaire onderzoekscommissies onder leiding van de Democratische parlementlseden Otis Pike en Frank Church van 1975 zijn er in totaal meer dan zeshonderd geweest: naast bomaanslagen waren dat pogingen met een gifcapsule, een gifpen, een klapsigaar, een vergiftigd duikerspak, huisstof met dodelijke bacteriën, shampooflesjes met springstof, het opblazen van weekdieren, een vuurwapen in een camera… Het lijkt een nooit eindigende James-Bondfilm.
“De ervaring van José Martí7 leert hoe het mogelijk is de geest van strijdbaarheid te prediken en de strijd voor de onafhankelijkheid, zonder haat te verspreiden. Het was precies de liefde voor de mens die het marxisme deed ontstaan. Het was de liefde voor de mens en de mensheid, het verlangen om de miserie, de onrechtvaardigheid en het lijden van het proletariaat te bevechten, waardoor het marxisme uit het brein van Karel Marx ontsproot.” Fidel Castro
Samenwerking met de Sovjet-Unie
De grootste uitdaging voor Fidel Castro is de omvorming van een onderontwikkelde economie (monocultuur gebaseerd op suikerriet) tot een moderne industriële economie. In 1970 overtuigt hij de leiding om alles op alles te zetten voor een recordoogst van tien miljoen ton suiker.
Fidel leidt de campagne persoonlijk en mobiliseert de bevolking alsof het om een veldslag gaat, maar het project faalt. Het wordt een zware economische en politieke opdoffer. Fidel neemt de verantwoordelijkheid volledig op zich en biedt tijdens een speech op 26 juli zijn ontslag aan. De menigte scandeert ‘No, No, Fidel, Fidel, Fidel!’ Hij trekt zijn ontslag uiteindelijk in, maar zijn positie binnen de leiding wordt wel verzwakt.
Als bijkomend gevolg gaat Cuba zich meer richten op samenwerking met de Sovjet-Unie, zowel in de organisatie van de economie als de buitenlandse handel. De Sovjetsteun verschaft de materiële basis om het land uit de structurele onderontwikkeling op te trekken naar een situatie waarin gezondheid, onderwijs, sociale zekerheid en voeding de vergelijking met de geïndustrialiseerde landen kunnen doorstaan.
Er is echter een groot economisch nadeel aan deze samenwerking: de toetreding tot de Comecon8, het economisch samenwerkingsverband van de communistisch oostbloklanden, bestendigt de monocultuur en de afhankelijke positie van Cuba binnen de wereldeconomie.
Internationalisme
In 1971 brengt Fidel een bezoek aan Chili, waar hij de eerste verkozen linkse president van Latijns-Amerikia, Salvador Allende9, een hart onder de riem komt steken. Overal staat een opgewonden menigte hem op te wachten. Hij bezoekt scholen en bedrijven, discussieert met studenten, boeren, arbeiders, linkse intellectuelen, progressieve priesters en nonnen. Het geplande bezoek van tien dagen wordt verlengd tot drie weken.
Het is niet alleen in Chili dat Fidel Castro op zoveel sympathie kan rekenen. Op het moment dat Latijns-Amerika wordt herleid tot de achtertuin van de VS slagen de Cubanen erin om een socialistische revolutie uit te bouwen op de stoep van die oppermachtige VS. Cuba staat symbool voor de vuist tegen het opdringerige imperialisme en het Cubaanse voorbeeld toont Latijns-Amerika dat een alternatieve maatschappij geen verre utopie is maar een reële mogelijkheid.
Weinig leiders hebben dan ook de afgelopen vijftig jaar zo hun stempel gedrukt op Latijns-Amerika als Fidel. Naar aanleiding van het succes van de reis naar Chili zegt CIA-directeur William Colby: “In Chili was ons probleem niet Allende maar Fidel Castro.” De VS-regering wil geen tweede rood bolwerk in haar achtertuin en op 11 september 1973 maakt een staatsgreep een einde aan dit tweede socialistische experiment in Latijns-Amerika.
Eind 1975 vraagt Angola om militaire bijstand aan Cuba. Zuid-Afrikaanse troepen waren het land binnengevallen met de bedoeling de linkse guerrillabeweging MPLA10, die de Portigese kolonisator had verjaagd, van de macht te verdrijven. De revolutionaire leiding besluit erop in te gaan en Cuba stuurt 36.000 vrijwilligers.
“Om onze schuld aan Afrika (voor de slavenhandel) af te lossen”, zo stelt Fidel het. De Cubaanse troepen weten de opmars van Zuid-Afrika tegen te houden. Gedurende enkele maanden concentreert Fidel zich volledig op deze gevechten, die hij vanuit Cuba coördineert. In 1978 komt Cuba ook Ethiopië te hulp om een aanval uit Somalië af te slaan.
“Zonder het internationalisme zou de Cubaanse revolutie niet eens bestaan. Internationalist zijn is het vereffenen van onze schuld met de mensheid. Zonder internationalisme kan de mensheid niet gered worden.” Fidel Castro.
In de eerste dertig jaar van de revolutie verleent Cuba steun aan bijna twintig landen.11 Door zulke buitenlandse missies verwerft het land een groot moreel gezag in de Derde Wereld en wordt Fidel Castro een van de meest invloedrijke figuren in de beweging van de niet-gebonden Landen, het samenwerkingsverband van landen die zin noch met de VS noch met Rusland of China wensen te vereenzelvigen.12 De Cubanen gaan er prat op dat ze uit al deze missies geen economische voordelen putten, “uit Afrika brachten we enkel onze doden terug”.
Fidel wordt president in 1976
De Cubaanse communistische partij houdt haar allereerste congres in december 1975. Ze organiseert een volksraadpleging voor het opstellen van een nieuwe grondwet. Die regelt ook het kiesstelsel. Directe participatie van de bevolking bij de politieke besluitvorming is een typisch kenmerk van het Cubaanse systeem.13 Het nieuwe parlement van 1976 stelt ook een nieuwe regering aan. Fidel Castro wordt daarbij verkozen als president.
“We ontwikkelden de democratie op basis van heel eigen verkiezingsprocedures en vooral door middel van permanente kritiek en zelfkritiek, door middel van het breedst mogelijke collectieve leiderschap en de constante participatie en steun van de bevolking.” Fidel Castro.
In augustus 1985 kondigt Fidel aan dat hij gaat stoppen met roken, als sluitstuk van een grote antitabakscampagne in Cuba. Die aankondiging is wereldwijd voorpaginanieuws.
Belangrijker is echter dat in datzelfde jaar Michail Gorbatsjov14 op het toneel verschijnt als nieuw Russisch leider. In maart 1986 maakt hij Fidel duidelijk dat de Sovjet-Unie zich voortaan niet meer zal houden aan gemaakte samenwerkingsafspraken. Hij kondigt een vermindering aan van de voordelige handelsbetrekkingen met Cuba. Dat gebeurt op een moeilijk moment voor de Cubaanse economie.15
Fidel voorziet de mogelijke implosie van de Sovjet-Unie en waarschuwt de Cubaanse bevolking om daarmee rekening te houden.
De koerswijziging in Moskou heeft ook gevolgen in de rest van de wereld. In Afrika profiteert het Zuid-Afrikaanse aparthiedsregime van de verzwakking van de Sovjet-Unie om opnieuw vanuit Namibië een offensief voor te bereiden in het zuiden van Angola. Samen met het door de CIA gesteunde Angolese rebellenleger UNITA onder leiding van Jonas Savimbi valt Zuid-Afrika aan in november 1987.
Fidel blijft echter loyaal aan de gegeven belofte tot hulp, zonder toestemming van de Sovjet-Unie af te wachten en ondanks de eigen moeilijke situatie van het eiland. Cuba stuurt prompt meer dan vijftigduizend soldaten. Fidel leidt opnieuw van op afstand de militaire operaties.
Na enkele weken van hevige gevechten wordt het Zuid-Afrikaanse leger verslagen bij een veldslag in de buurt van de plaats Cuito Cuanavale. Die nederlaag draagt uiteindelijk, aldus Nelson Mandela, fundamenteel bij tot de afschaffing van de apartheid en tot zijn vrijlating in 1990.
“Welk land kan een indrukwekkender palmares van altruïsme voorleggen dan Cuba in zijn relaties met Afrika? De verpletterende nederlaag die het racistische leger werd toegebracht in Cuito Cuanavale, was een overwinning voor heel Afrika. Zonder die nederlaag zou het verbod van onze organisaties niet opgegeven zijn. De beslissende nederlaag van Cuito Cuanavale veranderde de krachtsverhoudingen in de regio en verminderde substantieel de capaciteit van het regime van Pretoria in het destabiliseren van de buurlanden.” Nelson Mandela.
De ‘Speciale Periode’
In de periode 1989-1991 maakt de Cubaanse revolutie de moeilijkste periode uit haar bestaan door. De Sovjet-Unie valt uit elkaar en vervolgens verliest Cuba op enkele maanden tijd zijn belangrijkste handelspartners. De economie stort in elkaar. Fidel Castro kondigt in 1992 de ‘Speciale Periode in Vredestijd’ aan. De VS hopen de genadeslag te kunnen toedienen en verscherpen de blokkade.
Weinige samenlevingen zijn in staat een dergelijke economische opdoffer te overleven. In het begin van de jaren negentig verwachten de meeste waarnemers het spoedige einde van de revolutie. In Miami worden de koffers al klaargezet. Cuba houdt echter stand. Hoewel de eilandbewoners het bijzonder moeilijk krijgen om de eindjes aan elkaar te knopen, blijft een grote meerderheid van hen achter de revolutionaire regering staan.
In 1992 neemt Fidel deel aan de VN-top over ontwikkeling en milieu in Rio de Janeiro. Lang voordat het thema op de wereldagenda staat waarschuwde hij reeds voor de opwarming van de planeet en het voorbestaan van de mensheid:
“Een belangrijke biologische soort riskeert te verdwijnen door de snelle en toenemende vernietiging van zijn natuurlijke levensvoorwaarden: de mens. Het egoïsme, de overheersing, de onverschilligheid, de onverantwoordelijkheid en het bedrog, dat alles moet ophouden. Morgen zal het te laat zijn om te doen wat we al veel eerder hadden moeten doen.” Fidel Castro.
Die ecologische bekommernis staat overigens van bij het begin van de revolutie hoog op de agenda. Industriële uitbreiding moet wijken voor natuurparken en sinds 1959 is het bosoppervlakte vermeerderd met 50 procent. Dat is uniek in de wereld. Volgens het World Wild Fund en het Global Footprint Network was Cuba in 2006 het enige land ter wereld dat een niveau van duurzame ontwikkeling had bereikt. Het ecologisch thema blijft voor Fidel een hoofdbekommernis en zal later ook nog regelmatig terugkeren in zijn ‘Reflexiones’, de artikels die hij met de regelmaat van een klok zelf begint te schrijven nadat hij zich in 2006 om gezondheidsredenen uit het actieve politieke leven terugtrekt.
In 1998 verwoesten de orkanen Mitch en George Midden-Amerika. De wereld snelt toe om hulp te bieden, maar eenmaal de tv-camera’s het rampgebied verlaten, vertrekken ook de meeste buitenlandse hulpverleners en laten ze achterblijvenden zitten. Fidel wil daar iets aan doen en onder zijn impuls start een grootschalig programma dat medisch personeel zal inzetten in de Derde Wereld. Bovendien wil hij dat Cuba ook buitenlandse dokters gaat vormen.
Zo gezegd zo gedaan. Vandaag werken er meer dan 50.000 Cubaanse dokters in meer dan 90 landen. Dat zijn er meer dan het totaal dat de VN-Wereldgezondheidsorganisatie uitzendt. Er worden daarnaast nog eens zoveel dokters uit 82 landen in Cuba gratis opgeleid. Indien de VS en Europa in verhouding dezelfde inspanning zouden leveren, dan was het gezondheidsprobleem van de Derde Wereld zo opgelost.
Terwijl de VS de diplomatieke isolatie van Cuba steeds verder opdrijven, werkt Fidel aan het doorbreken van de blokkade. In december 1994 ontvangt hij persoonlijk een ex-officier van het Venezolaanse leger. Het gaat om de dan nog onbekende Hugo Chávez, die twee jaar eerder uit sociale overwegingen een mislukte militaire opstand hadgeleid tegen het neoliberale en corrupte regime van Carlos Andres Pérez en nog maar pas uit de Venezolaanse gevangenis was ontslagen. Het wordt het begin van een vriendschap.
In december 1998 wordt Hugo Chávez verkozen tot president van Venezuela, meteen het begin van een intense politiek-economische samenwerking en van de strategische oprichting van de nieuwe Zuid-Amerikaanse samenwerkingsverbanden ALBA en CELAC.16 (In 2013 wordt Cuba voor een jaar voorzitter van CELAC. De diplomatieke isolatie van Cuba in Latijns Amerika is daarmee definitief doorbroken.)
Fidel slaagde er ook in om de anticommunistische Poolse paus Johannes Paulus II (Karol Woytila) het diplomatieke embargo te laten doorbreken. In januari 1998 kan heel de wereld toekijken hoe paus Johannes Paulus II een mis opdraagt op het Plein van de Revolutie in Havana.
Meer en meer op de achtergrond
In november 1999 wordt de vijfjarige Elián González door zijn moeder meegenomen op een illegale overtocht naar de VS, zonder medeweten van zijn vader. Het bootje lijdt schipbreuk en de meeste inzittenden komen om. Elián is een van de weinige overlevenden. Aangespoord door de anti-Castristische maffia in Miami weigeren de familieleden het kind terug te brengen naar zijn vader.
Fidel roept de vader bij zich: als hij zijn zoontje terug in Cuba wil kan hij daarvoor rekenen op de steun van het hele land. Hij laat hem ook de keuze om zelf naar de VS te vertrekken. De vader kiest voor het eerste en Cuba maakt de zaak aan de wereld bekend. Dat veroorzaakt een storm van verontwaardiging.
Honderdduizenden Cubanen komen spontaan de straat op, artiesten geven benefietoptredens in heel het land. Pogingen om de vader vanuit Miami om te kopen mislukken en uiteindelijk kan Elián in juni 2000 terugkeren naar Cuba.
“Fidel is een diep religieus man, in de betekenis van Gandhi: ‘Ik noem iemand religieus die het lijden van anderen begrijpt’. Meer dan enig andere leider van onze tijd of van de vorige eeuw, heeft Fidel er werk van gemaakt om precies te begrijpen waarom mensen arm zijn, in welk land zij zich ook bevinden, waarom ze in oorlog zijn of in vrede, waarom ze lijden.” Amerikaans auteur Alice Walker.17
Fidel grijpt de gebeurtenissen en de spontane mobilisatie van de bevolking aan om een ‘Batalla de ideas’ (ideeënstrijd) te lanceren, een ideologische herbronning na de jaren van puur overleven tijdens de Speciale Periode en de malaise die dat veroorzaakte. Die ‘Batalla de ideas’ groeit uit tot een tweehonderdtal programma’s ter verbetering van sociale omstandigheden en ter verhoging van het culturele en politieke bewustzijn.
Zo worden dertigduizend maatschappelijk werkers versneld opgeleid om verborgen sociale noden op te sporen en op te lossen, in het lager onderwijs word het aantal leerlingen per klas gehalveerd, enzovoort. Fidel houdt er zich persoonlijk mee bezig en is minder en minder betrokken bij de dagelijkse leiding van het land. Hij blijft wel meer dan ooit het publieke gezicht van de regering.
Op 11 april 2002 wordt een staatsgreep gepleegd in Venezuela. Fidel komt rechtstreeks tussen. Hij belt en onderhandelt met zowel Hugo Chávez als met de opstandige generaals en licht de wereldpers en de Venezolaanse bevolking in over de ware toedracht van de zaak.18 De coupplegers geven zich uiteindelijk over en Chávez wordt vrijgelaten.
“Ik kan me niet herinneren iemand anders te hebben ontmoet met zulke scherpe intelligentie en aanleg voor een persoonlijk gesprek.” Frei Betto.19
In mei 2002 brengt ex-president Jimmy Carter een bezoek aan Cuba, de enige VS-president die dat na 1959 gedaan heeft. Hij heeft ontmoetingen met politieke opposanten, maar bovenal spreekt hij zich uit tegen de economische blokkade door zijn eigen land. In een afgeladen sportstadium verleidt Fidel hem tot het gooien van de eerste bal in een baseballmatch.
Op 17 november 2005 houdt Fidel een toespraak voor de studenten van de universiteit van Havana, waarin hij waarschuwt dat het grootste gevaar voor de revolutie niet van buiten maar wel van binnen komt: hij lanceert een frontale aanval op de wijdverspreide corruptie.
Ernstig ziek
In de zomer van 2006 wordt Fidel tachtig. De voorziene feestelijkheden gaan echter niet door, want de jarige is ernstig ziek. Hij ondergaat verschillende heelkundige ingrepen en zweeft enkele dagen tussen leven en dood. Bush roept de Cubanen op in opstand te komen maar er gebeurt niets. Eerste vicepresident Raúl Castro, zijn jongere broer, wordt waarnemend president. Enkele weken later krijgt de wereld beelden te zien van een erg verzwakte Fidel. Hij zal gedurende een hele tijd niet meer in het publiek verschijnen.
Nadat hij in maart 2007 gedurende een half uur te horen is in een telefonisch radio-interview met Hugo Chávez, begint hij twee à drie keer per week commentaren te schrijven op binnen- en buitenlandse kwesties, zijn zogenaamde ‘Reflexiones’. In die periode ontvangt hij ook heel wat staatshoofden, onder wie presidenten uit Latijns-Amerika, Rusland en China.
In de zomer van 2007 klaagt Raúl het gebrek aan efficiëntie van de Cubaanse economie aan, onder andere in de voedselproductie. Het is het startschot voor een grote consultatie van de bevolking, zoals dat ook gebeurd is bij het opmaken van de revolutionaire grondwet van 1976 en bij het begin van de Speciale Periode. In maart 2008 is die bevraging afgerond en wordt begonnen met een reeks hervormingsmaatregelen.
Een maand eerder heeft Fidel al aangekondigd niet langer kandidaat te zijn voor het presidentschap en zijn broer Raúl wordt door het nieuwe parlement gekozen als zijn opvolger. In de zomer van 2010 verschijnt Fidel opnieuw in het publiek. Hij is dan 84 jaar. Sindsdien duikt hij nog slechts sporadisch op in het openbaar.
Omhelzing met de geschiedenis
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Latijns-Amerika tal van revolutionaire opstanden gekend. Weinige leidden tot een overwinning en tot op heden wist enkel de Cubaanse revolutie zich te handhaven. De 26-juli-beweging is erin gelukt te zegevieren vanuit een schijnbaar uitzichtloze positie. De Cubanen zijn erin geslaagd stand te houden tegen de langstdurende blokkade ooit en tegen de aanhoudende militaire agressie van een nucleaire supermacht.
Ze wisten een socialistische maatschappij uit te bouwen op nog geen tweehonderd kilometer van hun oppermachtige aartsvijand. Tijdens de enorme economische crisis van de jaren 1990 bleven sociale explosies uit. Dit klein onbeduidend eilandje zendt op zijn eentje wereldwijd meer dokters uit dan de hele VN-Wereldgezondheidsorganisatie en heeft mee de geschiedenis van zwart Afrika bepaald.
In al deze meer dan merkwaardige feiten heeft Fidel Castro een belangrijke zo niet beslissende rol gespeeld. En wat hem vooral bijzonder maakte, was dat hij altijd op de gewone mensen steunde, op de bevolking.
“Wanneer je iemands revolutionair gehalte wil testen is het eerste wat je hem of haar moet vragen of hij gelooft in het volk, in de massa. Het is evident dat de steun van het volk een doorslaggevende factor is. … Waarom hebben we weerstand kunnen bieden? Omdat de revolutie altijd kon rekenen en steeds meer zal kunnen rekenen op de steun van de bevolking, die intelligent is en steeds meer verenigd, ontwikkeld en strijdvaardig is.” Fidel Castro.
Velen hadden verwacht en voorspeld dat wanneer Fidel van het politieke toneel zou verdwijnen het snel zou afgelopen zijn met de revolutie. De meeste Cuba-kenners hebben echter vooral één zaak gemeen: ze hebben sinds 1959 tot in den treure het spoedig einde van deze revolutie voorspeld. Ze hebben zich keer op keer miskeken op deze weerbarstige revolutie en vooral op de man die met een ongelofelijk strategisch doorzicht het kleine eiland uit de invloedsfeer van de VS wist te halen en te houden.
Zo wisten de Cubanen het land uit te bouwen tot een soevereine staat die voorbeeld kan staan op het vlak van sociale, culturele en sportieve verwezenlijkingen. Wat voor- of tegenstanders ook mogen beweren, Fidel veroverde daarmee onmiskenbaar een plaats in het hart van de overgrote meerderheid van de Cubanen en in de geschiedenis.
“Ik verlies de hoop niet om Fidel op een dag de hand te kunnen schudden. Hem omhelzen moet zoiets zijn als de geschiedenis omarmen.” Gerardo Hernández, een van de Cuban Five, veroordeeld tot tweemaal levenslang20 tijdens zijn gevangenschap en sinds 17 december 2014 terug vrij in zijn land.
Katrien Demuynck en Marc Vandepitte
Katrien Demuynck en Marc Vandepitte zijn Cuba-kenners en hebben verschillende publicaties over Cuba op hun naam staan: De Gok van Fidel (1998), Cuba, een andere wereld is mogelijk (2002), De Factor Fidel (2008), Ontmoetingen met Fidel Castro (2009), Cuba. Revolutie met een groen hart (2010).
1. José Martí (1853-1895) was dichter, schrijver, journalist en revolutionair, en nationale held van Cuba. Hij verbleef in ballingschap in Spanje en in de VS. In 1892 stichtte hij de Cubaanse Revolutionaire Partij om te vechten tegen de koloniale overheersing van Spanje en tegen de plannen van de VS om Cuba in te palmen. Hij plande en organiseerde de bevrijdingsoorlog van 1895 en kwam bij het begin van de oorlog om in een gevecht. Hij wordt de apostel van Cuba genoemd. Zijn revolutionaire en anti-imperialistische programma had grote invloed, ook op Fidel Castro.
2. Gabriel García Márquez (1927-2014) is Colombiaans schrijver, Nobelprijswinnaar voor literatuur. Hij was ook werkzaam als journalist. Bekende romans: Liefde in tijden van cholera, Honderd jaar eenzaamheid, Kroniek van een aangekondigde dood. Hij was een persoonlijke vriend van Fidel Castro.
3 Malcolm X (1925-1965) is een advocaat die opkwam voor de rechten van de zwarte bevolking in de VS. Hij bekeerde zich tot de islam. Hij is een van de invloedrijkste Afro-Amerikanen uit de geschiedenis. Hij werd vermoord in 1965.
4. Nikita Chroesjtsjov (1894-1971) was partijleider van de communistische partij in de Sovjet-Unie van 1953 tot 1964. In 1964 werd hij afgezet, onder meer ten gevolge van de rakettencrisis, die de Sovjet-Unie gezichtsverlies had opgeleverd.
5. Begin 1962 kondigt Washington een volledige economische blokkade af en de Cubanen verwachten zich aan een nieuwe militaire invasie van de VS. Fidel zoekt steun bij de Sovjet-Unie om een invasie af te wenden en stuurt aan op een militair pact. Chroesjtsjov verkiest echter nucleaire raketten te installeren. De Cubaanse regering aanvaardt dat met tegenzin, maar de VS komen erachter. President Kennedy stelt eind oktober een militaire blokkade in rondom het eiland. Op het moment dat Sovjetschepen met kernkoppen aan boord de quarantainezone naderen balanceert de wereld op de rand van een nucleair wereldconflict. Uiteindelijk trekt Moskou - zonder overleg met Cuba - de raketten terug.
6. Een eerste keer gebeurt dat bij de vorming van een communistische eenheidspartij in 1962, waarbij geprobeerd wordt om vooral Moskou-getrouwen op belangrijke posities te plaatsen. In 1968 is er zelfs een poging om Fidel te laten afzetten en een aan Moskou loyale regering te installeren.
7. De nationale bevrijdingsstrijder en dichter José Martí, is een heel belangrijke inspiratiebron voor Fidel. In zijn speeches verwijst hij er telkens opnieuw naar. Fidel heeft een synthese uitgewerkt tussen de ideeën en praktijk van Martí en het marxisme-leninisme.
8. De Comecon of Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand werd in 1949 in Moskou opgericht. Het was een reactie van de socialistische landen op het Marshallplan voor de wederopbouw van Europa in 1947. De lidstaten waren (naderhand): Bulgarije, Cuba, de Duitse Democratische Republiek, Hongarije, Mongolië, Polen, Roemenië, de Sovjet-Unie, Tsjechoslovakije, Vietnam. De Comecon werd in 1991 opgeheven.
9. Salvador Allende (1908-1973) werd in 1970 verkozen tot president van Chili. Hij wou via parlementaire weg een socialistische maatschappij tot stand te brengen. In 1960 had hij als senator een bezoek gebracht aan Cuba om de prille revolutie te bestuderen. In 1973 organiseerde de CIA een staatsgreep in Chili, waarbij Allende omkwam.
10. MPLA is de afkorting van Movimento Popular de Libertação de Angola, Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola. In 1956 opgericht om de Portugese koloniale machthebber te verdrijven. Nadat in 1974 in Portugal een democratische regering aan de macht was gekomen, droegen de Portugezen in november 1975 de macht in Angola over aan de MPLA.
11. Naast Angola en Ethiopië gaat het om Algerije, Ghana, Congo-Brazzaville, Zaïre, Equatoriaal Guinea, Guinee-Bissau, Zimbabwe, Tanzania, Somalië, Eritrea, Namibië, Mozambique, Zuid-Jemen, Syrië, Vietnam, Nicaragua en Grenada. Er is ook nog steun aan verschillende guerrillabewegingen in Latijns-Amerika.
12 De Organisatie van Niet-gebonden Landen werd in september 1961 opgericht om de landen te verenigen die zich niet aansloten bij de twee grote machtsblokken uit de Koude Oorlog. De meeste lidstaten behoorden tot de derde wereld. Vandaag is de organisatie eerder een forum om gemeenschappelijke belangen en standpunten te bespreken. Cuba is tweemaal verkozen tot voorzitter van de Niet-gebonden Landen, van 1979 tot 1983 en van 2006 tot 2009.
13. Naast het nationale parlement komen er lokale besturen, die een nauwe band met de mensen moeten verzekeren. In de voorbereidingen van de verkiezingen krijgen de sociale organisaties een grote rol, terwijl het de communistische partij bij wet verboden wordt zich in het verkiezingsproces te mengen. Een electoraal proces duurt maanden en daarbij worden tienduizenden burgers betrokken.
14. Michail Gorbatsjov (°1931) was secretaris-generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie van 1985 tot 1991 en president van de Sovjet-Unie van 1990 tot 1991. Hij lanceerde een politieke hervorming, de glasnost, en een economische hervorming, de perestrojka. Dat maakte hem wereldwijd heel populair, maar leidde in eigen land tot het machtsverlies van de communistische partij, het invoeren van het kapitalisme en uiteindelijk tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie.
15. De suikerprijs is heel laag, de oogsten worden getroffen door droogtes en stormen, en westerse landen beschermen hun markten tegen suikerimport. Daardoor komt er een torenhoge schuldenlast en uiteindelijk een kredietstop van westerse schuldeisers. Bovendien verloopt de planning niet naar wens, zijn de economische investeringen weinig efficiënt en er wordt verspillend omgesprongen met energie, grondstoffen en materialen.
16. ALBA is het Bolivariaanse alternatief voor Latijns-Amerika. Dat samenwerkingsverband werd opgericht in 2004 en moet een tegenhanger vormen voor de ALCA, het vrijhandelsakkoord dat de VS aan Latijns- Amerika wilden opdringen. Cuba en Venezuela waren de eerste leden, daarna volgen Bolivia, Nicaragua, Dominica, Ecuador en enkele andere landen. In december 2011 wordt op initiatief van Hugo Chávez de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische staten (CELAC) opgericht. Voor het eerst in de geschiedenis ontstaat een regionaal orgaan van de volledige Latijns-Amerikaanse regio (inclusief de Caraïben) zonder de VS en Canada.
17. Alice Walker is een Afro-Amerikaanse auteur en feminist. Ze won de Pulitzer-prijs voor fictie voor het boek The Color Purple.
18. Bij het begin van de staatsgreep omsingelen opstandige troepen het presidentiële paleis waar de regering bijeen zit. Fidel haalt Chávez telefonisch over zich niet te verzetten omdat dat hem vrijwel zeker het leven zal kosten, zoals dat in 1973 het geval was geweest met Salvador Allende. Chávez wordt gevangengenomen, en de Venezolaanse pers verspreidt, om zijn aanhangers te demoraliseren, het valse bericht dat hij afgetreden is. Chávez weet echter zijn dochter María Gabriela op te bellen en vraagt haar Fidel te waarschuwen. Dat gebeurt, en Fidel laat aan de internationale pers het telefoongesprek horen waaruit de ware toedracht blijkt. Miljoenen Venezolanen beluisteren de opname. Iets later belt María Gabriela opnieuw naar Fidel omdat haar vader naar een afgelegen gevangenis is getransporteerd, vermoedelijk om hem te vermoorden. Wederom wordt het gesprek opgenomen en aan de pers meegedeeld. Fidel blijft uren telefonisch onderhandelen, contacteert verschillende generaals van het Venezolaanse leger om Chávez’ leven te redden en tot een vreedzame oplossing te komen. Snel blijkt dat een groot deel van het leger de coup niet steunt. Ondertussen hebben honderdduizenden Venezolanen het presidentiële paleis omsingeld en geven de coupplegers zich uiteindelijk over.
19. Frei Betto is een Braziliaanse bevrijdingstheoloog en schrijver. Hij is een persoonlijke vriend en adviseur van Lula, de voormalige president van Brazilië.
20. Dat gaat over vijf Cubanen die eind de jaren negentig geïnfiltreerd waren in anti-Cubaanse terreurorganisaties in Miami om zoveel mogelijk informatie te verzamelen en alzo aanslagen tegen Cuba te verijdelen. Ze werden opgepakt en veroordeeld tot onwaarschijnlijk zware straffen.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.