Stanley Kubrick verfilmde het verhaal van Spartacus in 1960 tot een blockbuster. Spartacus, een tot slavernij veroordeeld man die gladiator wordt ter verstrooiing van de rijke Romeinse burgers. Maar hun vermaak slaat om in een nachtmerrie wanneer Spartacus uit de arena stapt om een veel grotere strijd te voeren.
In de zomer van het jaar 73 voor Christus ontsnappen 74 mannen uit een gladiatorenschool in het Italiaanse Capua. In plaats van te vluchten voor hun eigenaar, organiseren ze zich. Ze overtuigen de verschoppelingen van de Romeinse republiek om zich bij hen aan te sluiten en vormen samen een leger dat de enorme macht van Rome uitdaagt. Aan het hoofd van dit leger van slaven en proletariërs: Spartacus, een voormalige slaaf.
“De geschiedenis van elke maatschappij tot op vandaag was niets anders dan de geschiedenis van de klassenstrijd”, zo schreven Marx en Engels in het Communistisch Manifest. “Vrije man en slaaf, patriciër en plebejer, baron en knecht, meester en gezel, kortom onderdrukker en onderdrukten, stonden steeds tegenover elkaar. Ze voerden een ononderbroken oorlog. Soms openlijk, soms verdoken. Een oorlog die steeds eindigde met ofwel een revolutionaire verandering van de ganse maatschappij, ofwel met de vernietiging van de twee strijdende klassen.” De opstand van Spartacus mislukte, maar de strijd die hij voerde, was een klassenstrijd.
“Het resultaat is dat we nu leven in een slavenland, dat het de basis en de essentie zelf is van ons leven. En de ganse vraag over onze vrijheid, de menselijke vrijheid in het algemeen, van de toekomst van de republiek en de beschaving zal bepaald worden door de houding die we zullen aannemen tegenover de slaven. Het zijn geen menselijke wezens. Het is belangrijk dat goed te begrijpen en zich niets aan te trekken van de belachelijke en door sentimentaliteit aangetaste redeneringen van de Grieken die de gelijkheid van al wat loopt en spreekt, verkondigen.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 65)
Eerst patriciërs, dan plebejers, dan paarden, dan slaven, en dan de andere dieren. Dat is in Rome de hiërarchie van de levende wezens. Een viervoeter staat hoger aangeschreven dan een slaaf, omdat een viervoeter een hogere marktwaarde heeft. Een hengst is meer waard omdat hij zeldzamer is en er meerdere slaven nodig zijn om hem te verzorgen.
Slaven zijn slechts werktuigen met een stem. Ze worden gerekruteerd bij overwonnen volkeren. Maar je kan ook als slaaf geboren worden of tot slavernij gebracht worden als straf voor een misdaad of om een schuld af te betalen. Vanaf de tweede eeuw v.C. is 20% van de Romeinse bevolking slaaf.
De slavenopstanden
Slaven dienen ook om de sociale status van de Romeinse burgers te bevestigen. Sommigen van hen bezitten er duizenden. Geen slaven bezitten, is een teken van armoede.
Het merendeel van de slaven is oorlogsbuit. De slag van Carthago (van 149 tot 146 v.C.), bijvoorbeeld, kostte veel levens, maar bracht ook veel slaven op. Het grote onrecht dat deze vrij geboren mannen en vrouwen wordt aangedaan, is echter ook aanleiding voor opstanden.
De drie belangrijkste slavenopstanden staan bekend als de Eerste, Tweede en Derde Slavenopstand. De eerste duurt zeven jaar (van 139 tot 132 v.C.) en er wordt zelfs een onafhankelijk rijk gesticht in Sicilië, bestaande uit slaven. De Tweede opstand vindt plaats in Sicilië en Rome. Het duurt vier jaar om de opstandelingen onder de knoet te krijgen (van 104 tot 100 v.C.). De Derde opstand duurt twee jaar (van 73 tot 71 v.C.) en staat bekend als de slag der gladiatoren of de oorlog van Spartacus.
Aangezien de geschiedenis geschreven wordt door de overwinnaars, is er in geschriften van die tijd maar weinig te vinden over deze oorlog en het leven van de slavenleider van die derde opstand.1 De weinige Romeinen die over hem schrijven, maken van Spartacus een aristocraat, een superman of een Romeins legionair. In de geesten van de Romeinen kan de leider van een revolte die het almachtige Romeinse rijk doet daveren, geen gewone man zijn. Laat staan een slaaf die zich bewust wordt van de collectieve kracht van gladiatoren en slaven.
“Dit alles is een enkele oorlog, ononderbroken, tussen ons en onze slaven, een stille oorlog, een schandelijke oorlog waarover niemand spreekt en waarover de historici met tegenzin verslag uitbrengen. Wij zijn bang om erover te vertellen, bang om het onder ogen te zien, omdat het over een nieuw fenomeen op onze aarde gaat. Er zijn al oorlogen geweest tussen naties, tussen steden, tussen partijen en zelfs tussen broers ... maar deze keer is het een monster dat in ons zit, in ons lijf, en dat vecht tegen alle partijen, alle naties, alle steden.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 174)
De deserteur
Spartacus wordt als vrij man geboren in Thracië (gebied dat delen van het huidige Bulgarije, Griekenland en Europees Turkije omvat), wellicht rond 100 v.C., maar wanneer zijn geboortestreek door Rome wordt veroverd, wordt hij ingelijfd bij het Romeinse leger. Het is ongetwijfeld daar dat hij leert over militaire tactiek.
Maar Spartacus wil niet dienen in het leger dat verantwoordelijk is voor de moord op zovele van zijn streekgenoten, en hij deserteert. Hij wordt al snel gevangen genomen en verkocht op de slavenmarkt in Rome. Zo komt hij in de handen terecht van Lentulus Batiatus, een handelaar in gladiatoren, die hem meeneemt naar Capua.
Batiatus heeft een gladiatorenschool met tweehonderd gladiatoren, veelal Galliërs en Thraciërs. Tweehonderd goed getrainde mannen, vervuld van haat, die dezelfde taal spreken en dus makkelijk samen een ontsnappingsplan kunnen uitwerken. “Waarschijnlijk rekende Lentulus Batiatus op het individualisme dat gladiatoren eigen is: het leek hem onmogelijk dat mannen die verondersteld werden elkaar te doden, een punt van overeenkomst zouden kunnen vinden”, schrijft historica Catherine Salles.2 Een foute inschatting.
Het eerste ontsnappingsplan dat de slaven bedenken, komt Lentulus Batiatus ter ore. Hij maakt zich op om sancties te treffen, maar de gladiatoren wachten die niet af. Onder leiding van Spartacus trekken ze met 74 naar de keukens waar ze geïmproviseerde wapens inslaan. Ze overmeesteren de bewakers en vluchten.
Toevallig stoten ze tijdens hun vlucht op een wapenvoorraad. Nu gewapend, trekken ze naar Napels, dertig kilometer verder. Campanië is een goeie streek om bondgenoten te vinden. In de regio zijn er veel latifundia, grote landbouwbedrijven, die in beslag genomen zijn door de overheid. Daar werken veel slaven en vrije landarbeiders die hun levensomstandigheden beu zijn. Velen sluiten zich aan bij de vluchtende gladiatoren. De vlucht slaat om in een opstand. Op enkele dagen tijd groeit het leger van Spartacus aan tot duizenden manschappen. Spartacus en de gladiatoren moeten het leger herstructureren. Naast Spartacus komen de Galliërs Crixos et Œnomaeus mee aan het hoofd van het leger.
De strateeg
Voor voedsel en meer wapens plunderen Spartacus en zijn leger Romeinse villa’s. Dat gaat meestal zonder slag of stoot. Vaak zijn de bewoners namelijk al vertrokken, gewaarschuwd voor de komst van die losgeslagen barbaren. De achtergebleven dienaars hebben er meer belang bij zich aan te sluiten bij de strijd, dan de bezittingen van hun meesters te beschermen. Spartacus verdeelt de buit gelijk en verbiedt zijn mannen om goud of zilver te bezitten. De strijd moet leiden tot emancipatie, niet tot persoonlijke verrijking. Geen extra rantsoen of enig ander voordeel voor de leiders.
In Rome wordt niet gereageerd op de opstand. Er zijn twee redenen: de Romeinen beschouwen slaven als onwaardige tegenstanders en de republiek voert ook al oorlog in Spanje en in het Oosten. Vele Romeinse senatoren hebben echter bezittingen in Campanië en beginnen hun geduld te verliezen. De opstand wordt namelijk steeds populairder, vooral bij de armste klassen. De eerste twee slavenopstanden zitten nog vers in het geheugen en de bestuurders willen geen nieuwe vernedering ondergaan. Uiteindelijk wordt toch beslist om Clausius Graber met drieduizend manschappen op het leger opstandelingen af te sturen.
Het rebellenleger telt op dat moment echter al tienduizend leden en verschuilt zich op de hellingen van de Vesuvius. De soldaten van Graber slagen erin hen te blokkeren door de enige bruikbare weg aan de voet van de vulkaan te bezetten. Gezien de rudimentaire bewapening van de strijders van Spartacus, is het voor hen onmogelijk frontaal het gevecht aan te gaan. Wanneer ze echter zien dat de hellingen van de Vesuvius bedekt zijn met wilde wingerd, maken ze lianen en dalen een voor een af. Ze vallen de Romeinen bij verrassing aan. Die slaan op de vlucht en laten hun wapens en bagage achter.
“Begrijpt u, we leven in een republiek. Dat betekent dat een groot aantal mensen niets hebben en een handvol anderen veel hebben. En zij die veel bezitten moeten verdedigd en beschermd worden door hen die niets hebben. Nog beter, zij die veel bezitten moeten hun rijkdommen doen bewaken, ook moeten zij die niets hebben bereid zijn te sterven om de goederen van mensen als u en ik te verdedigen.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 371-372)
De krijgsheer
Dan volgt voor Spartacus en zijn mannen de ene overwinning na de andere. En het rebellenleger blijft aangroeien. Bij het begin van de winter van het jaar 73 v.C. zijn ze met 70.000. Op dat moment splitst het leger. Crixos, een van de drie leiders, trekt met 30.000 mannen naar Apulië in het zuiden, Spartacus neemt de leiding over de rest en trekt naar het noorden.
We zijn op dat moment dertien jaar na de zogenaamde “bondgenotenoorlog”, een oorlog waarin grote delen van Midden- en Zuid-Italië het opnamen tegen Rome. Ook zij wilden, net als de rest van Italië, het volwaardige Romeinse burgerrecht te verkrijgen. Spartacus zoekt de steun van de bondgenoten die vijandig zijn gebleven tegenover Rome, zoals in Apulië en in de Apennijnen (een bergketen die heel Italië doorkruist). Het is naar die regio dat hij zich begeeft.
Rome verandert ondertussen van mening over de opstand en belast twee Romeinse consuls, Cornelius Lentulus en Gellius Poplioca, met het neerslaan van de opstand. Gellius neemt het op tegen de legers van Crixos. Die laatste wordt gedood, samen met twee derde van zijn troepen. Daarna trekt Gellius naar de Apennijnen om Spartacus hetzelfde lot te doen ondergaan. Spartacus verslaat echter zowel de legioenen van Lentulus als die van Gellius.
De twijfel
De weg naar het noorden ligt open voor het leger van Spartacus, dat nu 100.000 strijders, vrouwen en gevangenen telt. Vele slaven en anderen hebben hen vervoegd, maar Spartacus slaagt er maar niet in te verwerven wat hij echt wil: de steun van de Italiaanse steden. Hij gaat op weg naar de Povlakte. Van daar vervolgt het rebellenleger zijn weg naar het noorden en brengt de Romeinse legioenen in Modena een nieuwe nederlaag toe.
Plots beslist Spartacus echter rechtsomkeer te maken en naar het zuiden af te dalen. Waarom die ommekeer? Een enkele historicus uit die tijd probeert daarop te antwoorden. Volgens Florus zou de overwinning in Modena Spartacus bedwelmd hebben en hem hebben verleid om het almachtige Rome in te nemen. “Zeer waarschijnlijk was het plan van Spartacus, nadat hij Campanië had verlaten, om een deel van Italië te doen opstaan tegen Rome”, schrijft Catherine Salles3.
Het rebellenleger neemt dus de weg naar het zuiden via de Adriatische kust. Ze ontmoeten opnieuw de legers van de twee consuls, die op weerwraak uit zijn. Maar hun nederlaag is opnieuw verpletterend. Het leger houdt halt in Thurium in Calabrië, waar er toegang is tot de zee, en dus de handel. Goed voor de bevoorrading en de vernieuwing van de uitrusting. In Thurium wordt het leger gereorganiseerd en worden nieuwelingen getraind.
“In het begin waren alle mensen gelijk, ze leefden in vrede en deelden wat ze hadden met elkaar. Maar vandaag bestaan er twee soorten mensen: de meester en de slaaf. Alleen zijn wij slaven talrijker dan u, veel talrijker. En we zijn ook sterrker dan u, en veel beter. Alles wat goed is in de mens hebben wij.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 265)
De rust
Rome beslist een versnelling hoger te schakelen en gaat op zoek naar een kandidaat om een einde te stellen aan de revolte. Marcus Licinius Crassus dient zich aan, geobsedeerd door geld en glorie. Hij is afkomstig uit de hoge adel en zal later de rijkste man van Rome worden. Zijn fortuin steunt op twee pijlers: vastgoed en slaven. Geen wonder dus dat Crassus de opstand wil verpletteren.
In tegenstelling tot de vorige tegenstanders van Spartacus, onderschat Crassus hem niet. Hij waagt het aanvankelijk niet het rebellenleger frontaal aan te vallen, maar beperkt zich tot het aanvallen van geïsoleerde bataljons.
Dan komt de eerste confrontatie met Spartacus. Voor het eerst sinds het begin van de opstand heeft Spartacus niet de overhand en moet hij zich ingraven met zijn leger. De angst verandert van kamp en de slaven die strijders werden, vluchten naar Sicilië. Doel? De vlam van de twee eerste slavenopstanden aanwakkeren.
Om op het eiland te geraken, zijn echter schepen nodig. Spartacus neemt contact op met piraten, die zeer talrijk zijn in de regio. Helaas vertrekken ze met de noorderzon zodra ze het voorschot gekregen hebben. Daarop besluiten de rebellen de oversteek te wagen met ter plaatse gebouwde vlotten. De stroming staat echter zodanig sterk dat elke hoop om over te steken de kop in wordt gedrukt. Spartacus beslist dan ook zich terug te trekken tot aan het schiereiland Rhegium.
De valstrik
Crassus denkt dat het een uitgelezen kans is om de rebellen in te sluiten. Hij graaft een gracht van 55 km lang en 4,5 meter diep, met daarrond een stevige muur. De troepen van Spartacus wachten enkele weken, maar de honger en de kou dwingen hen uiteindelijk om alles op alles te zetten. In een nachtelijke sneeuwstorm gooien ze aarde en bomen in de gracht, om zo een deel van de gracht te dempen en een doorgang te forceren. In de vroege ochtend ontdekken de Romeinen dat Spartacus en zijn strijders zijn gevlucht.
Vernederd stuurt Crassus troepen op weg om de opstandelingen te onderscheppen. Een groep van 10.000 wordt aangehouden en Crassus is er zeker van dat hij het pleit gewonnen heeft, maar wanneer Spartacus onverwacht opduikt, keren de kansen en de vroegere slaven kunnen opnieuw vluchten.
De hieropvolgende gevechten zijn de felste. Meer dan 12.000 rebellen sneuvelen. Spartacus wordt door zijn mannen aangezet om tot vlak voor de troepen van Crassus te gaan. Het is de eindslag.
Net voor de strijd begint, schenken de mannen van Spartacus hem een prachtig paard. Spartacus snijdt het de hals over en zegt: “Als winnaar zal ik veel mooie paarden hebben, die van de vijand. Als verliezer zal ik er geen nodig hebben.”
“Dit leger vecht voor vrijheid en menselijke waardigheid, geen enkel land noemt het het zijne, en geen enkele stad, want degenen waaruit het is samengesteld komen uit alle landen, alle steden en stammen, en alle soldaten van dit leger hebben een gemeenschappelijk patrimonium van slavernij en haat voor die mensen die hun gelijken tot slaven maken.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 334)
Het symbool
Het wordt een gewelddadige confrontatie tussen de twee kampen. De vroegere slaven hebben de energie van de wanhoop en hebben niets te verliezen. De Romeinen staan te trappelen om hun vorige nederlagen uit te wissen.
Spartacus baant zich een weg tussen de strijders. Zijn doel: Crassus. Wanneer een speer zijn dij doorboort, blijft hij doorvechten. Hij valt, maar vecht verder, een knie op de grond … Uiteindelijk moet hij zich gewonnen geven.
Meer dan 60.000 lijken, maar geen spoor meer van Spartacus. Zijn overblijfselen verdwijnen met die van zijn medestrijders. Crassus laat alle rebellen ombrengen, maar spaart er 6.000. Als waarschuwing laat hij hen langs de 195 km lange weg tussen Capua en Rome kruisigen.
“Ik zal terugkomen en ik zal met miljoenen zijn”, zou Spartacus gezegd hebben voor hij stierf. Onmogelijk na te gaan of hij dat werkelijk gezegd heeft, maar de uitspraak klopt wel.
Toen er veel later, in de 18de eeuw in Frankrijk, stemmen opgingen om de slavernij af te schaffen, werd Spartacus het symbool van die strijd. Bij de slavenopstand in Santo Domingo (Haïti) in 1790 (die in 1804 gewonnen werd), werd “de vader van de onafhankelijkheid” van Haïti, Toussaint Louverture vergeleken met Spartacus.
Als Karl Marx leest wat de Griekse historicus Appianus over Spartacus zegt, schrijft hij in een brief aan Engels dat “Spartacus hem voorkomt als de meest indrukwekkende figuur van de hele Oudheid! Groot generaal, nobel karakter, een echte vertegenwoordiger van het proletariaat in de Oudheid.”
In het begin van de 20ste eeuw werd in Duitsland de Spartacusbond opgericht (zie kader). In Oost-Europese landen dragen tot vandaag nog veel sportclubs Spartacus in hun naam, denk maar aan Spartak Moskou, de populairste voetbalclub van Rusland die opgericht werd door de vakbonden. In Rijsel heet een van de voetbalclubs Spartak Lilloise. “Militante sportvereniging”, noemen ze zichzelf. “Spartacus staat voor een ideaal van verzet en vrijheid. Mensen zonder rechten die opstaan en strijden om hun vrijheid terug te winnen op overheersers …”, klinkt het bij Benjamin Vandekerckhove, covoorzitter van de club.
De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. Spartacus, die “overwonnen” werd, is het symbool geworden van de strijd van de onderdrukten doorheen de eeuwen op alle continenten. En hij is teruggekomen, zoals hij zei. En hij is met miljoenen.
“‘Het werkvolk komt in opstand?’ Crassus glimlacht en schudt het hoofd. ‘Neen, dat zal nooit gebeuren. Het zijn geen slaven, begrijpt u. Het zijn vrije mensen. Zij kunnen komen en gaan zoals ze willen. Waarom zouden zij ooit in opstand komen? (…) Nochtans bekroop Caius een ongemakkelijk gevoel toen hij de fabriek verliet.” (Spartacus, Howard Fast, 1951, p. 362-363)
1 De gebruikte bronnen hier zijn, tenzij anders vermeld, Sallustius (“Historiae”) en Plutarchus (“Parallelle levens, het leven van Crassus”, deel 3) • 2. Catherine Salles, “Spartacus et la révolte des gladiateurs”, Ed. Complexe, Brussel, 1990 • 3. Idem, p. 12
Spartacus op ManiFiesta
De roman Spartacus van de Amerikaanse schrijver Howard Fast uit 1951, werd dit jaar heruitgebracht in het Frans door uitgeverij Agone. Uitgeefster Marie Hermann komt op zaterdag 17 september, om 15 uur naar het boekenforum op ManiFiesta.
Alle info op www.manifiesta.be
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van september 2016. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.