Peter Mertens over het Solidariteitscongres. “¡Si, se puede!”
Op 13 juni vond de slotmeeting plaats van het Solidariteitscongres van de PVDA. Het congres was de voortzetting van het Vernieuwingscongres van 2008 en zet de partij verder op het pad van “verbreden, verdiepen en verbinden”. Peter Mertens kreeg van het congres het vertrouwen voor een tweede termijn als voorzitter van de PVDA.
“De slotmeeting was indrukwekkend, hè. Ik heb zaterdagnacht, na de slotmeeting nauwelijks kunnen slapen. Tot vier uur lag ik wakker en heb ik heel de meeting twee, drie keer opnieuw voor mijn ogen afgespeeld gezien. Ik vond de stopknop van mijn mentale videorecorder niet.”
Peter Mertens is zichtbaar tevreden over het verloop van de slotmeeting van het Solidariteitscongres van de PVDA. Zoveel enthousiasme en zo’n hartverwarmende sfeer hebben hem zelfs enige uren wakker gehouden. Nu wacht hem het harde werk: de komende jaren 250 bladzijden congresteksten in de praktijk brengen.
Proficiat met uw verkiezing als voorzitter. Het enthousiasme was opvallend. Dat moet deugd doen.
Peter Mertens. Het belangrijkste is dat er vertrouwen is gesteld in de oriëntaties van de PVDA. Het werk van de afgelopen zeven jaar was een collectief werk.
Op het Vernieuwingscongres van 2008 hebben we gezegd dat we een beginselvaste, marxistische partij willen blijven, maar ook een partij die tegelijkertijd soepel is en zich aanpast aan de snel veranderende wereld. Dat is een oefening waarin we nog steeds onze eigen weg zoeken.
In de afgelopen zeven jaar hebben we veel nieuwe afdelingen opgericht en is er ook veel jong talent bij de PVDA gekomen. Daarover is er een zeker enthousiasme in de partij. “Never change a winning team”, zegt de uitdrukking, dus ik snap wel dat mensen gekozen hebben om die koers voort te zetten. Ik had het jammer gevonden mocht daarover geen consensus bestaan in de partij.
Doorheen het hele congres hebben we ook gebouwd aan een consensus. Ik zou liegen mocht ik zeggen dat het niet leuk is dat dat bevestigd wordt. Maar het is niet zo dat ik al aan het uitkijken was naar een andere job. (lacht)
Veel mensen hebben het ook echt wel voor u als persoon.
Peter Mertens. Kan zijn, maar ik zie mijn persoon niet los van het team. De PVDA heeft een collectieve leiding. Ik ben voor de buitenwereld wat meer zichtbaar, maar zonder mensen als Lydie Neufcourt, die nu verkozen is als nationaal secretaris, en David Pestieau, die verkozen is als ondervoorzitter van de PVDA, was het onmogelijk om heel dat proces door te voeren. Ik denk echt dat de congresafgevaardigden hun vertrouwen in die collectieve koers hebben uitgesproken.
Voor de rest denk ik ook dat de mensen respecteren dat er een zekere nederigheid blijft. De partijleiding, de kaderleden, de mandatarissen blijven in de 2de klasse van de maatschappelijke trein rijden. We blijven aanspreekbaar voor onze leden en militanten en ik denk dat de mensen dat appreciëren, want dat staat zo haaks op wat ze in hun bedrijf meemaken. Daar is de leidinggevende zowat de minst aanspreekbare en moet je letten op elk woord dat je zegt. Bij de PVDA staat heel de leiding ten dienste van de basis.
Uiteraard is dat deels met mezelf verbonden, maar ik kan dat niet loskoppelen van onze levensvisie.
Wij blijven een partij van de werkende klasse, maar we moeten verbinding zoeken met alle lagen die verdrukt worden door de nieuwe aristocratie
“PVDA wil partij voor kleine zelfstandige zijn”, kopte Gazet van Antwerpen over het congres. Verslikte u zich niet in uw koffie toen u dat las?
Peter Mertens. Die titel was natuurlijk ongelukkig. Wij gaan niet de partij van de kleine zelfstandigen worden. Wij blijven de partij van de werkende klasse. Tijdens het congres hebben we trouwens heel veel gedebatteerd over de vraag: wat is nu die werkende klasse in de 21ste eeuw?
Sommige stemmen beweren tegenwoordig dat er geen werkende klasse meer ís, dat we in een postindustriële samenleving zitten zonder maakindustrie, met enkel nog een dienstensamenleving. Daarom hebben wij op ons congres de sociologische staalkaart van onze samenleving gemaakt. Dat was een sociologisch-politicologisch werk met veel statistisch materiaal, waar we verder onderzoek gaan op doen.
Hoe ziet die staalkaart eruit?
Peter Mertens. De maakindustrie – en zeker de grote sleutelsectoren – blijft de kern van de meerwaardeproductie in onze samenleving. Daarrond heb je de distributie, het transport en de dienstensector, die in functie staan van die maakindustrie. Je kunt die niet loskoppelen van elkaar. En dan heb je nog de werkende klasse die haar arbeid verricht om mensen op te leiden, te verzorgen, cultureel te laten ontwaken. Ik denk dan aan verpleegkundigen, leerkrachten, kunstenaars...
Dat betekent dat wij ons moeten afvragen: is onze partij een spiegel van al die verschillende lagen? Het antwoord daarop is: neen, dat is nog niet zo. Wij zijn traditioneel erg gericht op die maakindustrie, maar de diversiteit in de werkende klasse is enorm toegenomen: diversiteit op het vlak van statuut, diversiteit op het vlak van loopbaan, diversiteit op het vlak van contract, diversiteit op het vlak van afkomst… Wij hebben nog een hele weg te gaan om de partij te worden van die brede werkende klasse. Dat is de kern.
Maar als je dat zegt tegen journalisten, is dat voor hen geen nieuws, natuurlijk. Ze pikken dan ook meer dat andere aspect op, namelijk dat wij als partij van de werkende klasse ook een progressieve alliantie nodig hebben.
Ik zie mijn persoon niet los van het team. Ik denk echt dat de congresafgevaardigden hun vertrouwen in die collectieve koers hebben uitgesproken
Kunt u dat even verduidelijken?
Peter Mertens. Kijk, als je de strijd aangaat tegen, bijvoorbeeld, het vrijhandelsverdrag TTIP, dat de Europese Unie en de Verenigde Staten in de achterkamertjes bedisselen, dan heb je een progressieve alliantie nodig van iedereen die daardoor wordt getroffen. En ja, in de eerste plaats zal de werkende klasse getroffen worden, want zij zullen uitgespeeld worden tegenover de arbeidersklasse in de VS – nog meer dan vandaag al het geval is. Maar ook de openbare diensten, de boeren en ja, de kleine zelfstandigen zullen daarvan het slachtoffer gaan zijn.
De werkende klasse zal een belangrijke motor zijn in de strijd tegen het TTIP, maar ze heeft nood aan allianties. Allianties met de boeren, dat zie je in grotere agrarische landen als Frankrijk, Spanje en Duitsland. Maar niet alleen de boeren. Ook de kleine bloemisten en garagisten moeten we aanspreken met een boodschap die daaraan tegemoet komt. Dat is een kwestie van progressieve alliantie en wij moeten dat aanmoedigen.
De laatste paar dagen heb ik al meer dan twintig mails gekregen van kleine zelfstandigen – mensen die al op ons stemden – die blij zijn dat de PVDA dat signaal ook heeft gehoord.
Wij blijven een partij van de werkende klasse, maar we moeten een taal hebben, eisen hebben en verbinding zoeken met alle lagen die in deze maatschappij verdrukt worden door die nieuwe aristocratie.
Aristocratie, ofte de 1%?
Peter Mertens. Je kunt veel termen verzinnen voor die 1%, de bezittende klasse, maar waar we naartoe gaan is een nieuwe 18de-eeuwse aristocratische laag, zowel in Europa als in de VS. Alle cijfers bewijzen dat ook. We zitten in het jaar dat de 1% rijksten op aarde even veel gaan bezitten als de 99% andere. Aristocratie is het passende woord hiervoor.
Onze oriëntaties tegenover die nieuwe aristocratie: laten we ons verenigen, laten we een progressieve alliantie smeden met de werkende klasse als kern, als basis en identiteit van de partij.
Iedereen kon zien en voelen welke vibes wij willen uitstralen. Optimistisch, dynamisch, en geëngageerd
Ook in de kunsten en de media heb je steeds meer zelfstandigen, schijnzelfstandigen dan.
Peter Mertens. Je hebt heel veel verschillende lagen in de groep zelfstandigen. Momenteel worden veel loontrekkenden in schijnzelfstandigheid geduwd, maar ook zij maken deel uit van de brede werkende klasse. Een goeie vriend van mij werkt in een metaalbedrijf. Met een vrachtwagentje doet hij het transport tussen één vestiging van het bedrijf en een andere vestiging. Vroeger was hij werknemer van dat metaalbedrijf. Nu moet hij zijn camionetje zelf betalen en zit hij in schijnzelfstandigheid, ook al doet hij exact hetzelfde werk.
Dat zijn de onderste lagen van de zelfstandigheid. Ik kom ook vaak fotografen en cameralui tegen die in dat geval zitten. Die mensen zijn vaak geen werknemer van het televisiestation waarvoor ze werken, maar zelfstandige. Zij hebben het heel erg moeilijk.
En dan heb je de toplaag: de rijkere zelfstandigen die goed boeren en die een bvba’ke hebben opgericht om belastingen te ontduiken. Het is niet die laag die wij gaan bedienen. Het signaal dat wij willen geven is dat niet alle zelfstandigen behoren tot die toplaag. Er zijn vele krantenboeren, cafébazen schoonheidsspecialisten, enzovoort, die 60, 70 uur per week werken en die nauwelijks het zout op hun patatten verdienen.
Opvallend op de slotmeeting: de centrale plaats die ecologie krijgt. Dat thema wordt een van de kernpunten van de PVDA.
Peter Mertens. Eigenlijk zou het evident moeten zijn. Eind jaren 60, begin jaren 70, voordat de ecologische partijen doorbraken in ons land, nam de PVDA al heel wat van die ecologische standpunten en strijdpunten op. Denken we maar aan de strijd tegen loodvergiftiging van het vroegere Union Minière in Hoboken. Vanaf begin jaren 70 heeft de PVDA dat opgepikt en mee op de agenda gezet, nog voor van een ecologisch beweging sprake was. Of nog: de strijd voor groen in de stad met de bezetting van de Arenaweide in Deurne in 1979. Dat groene element zat er bij de PVDA al van bij het begin in, maar ergens onderweg hebben we dat laten vallen. Ten onrechte. Vandaag keren wij terug naar het punt waar wij gestart zijn: de ecologische en de sociale strijd verenigen.
Natuur en arbeid zijn de twee bronnen waaruit alle rijkdom voortkomt. Ik denk dat de PVDA vandaag de enige partij is die dat onderkent. In onze visie is een samenleving pas aangepast aan de 21ste eeuw als ze haar twee bronnen van rijkdom beschermt. En dat gebeurt vandaag niet.
Dat groene element zat er bij de PVDA al van bij het begin in, maar ergens onderweg hebben we dat laten vallen. Ten onrechte
In het kapitalisme is arbeid een koopwaar, en de uitbuitingsrelatie met arbeid verscherpt opnieuw. Doorheen de crisis verdiept dat uitbuitingsmechanisme zich nog met flexibele arbeid, lagere lonen, minder collectief loon doorheen de afbraak van publieke diensten en sociale zekerheid.
Met de natuur is er een uitputtingsrelatie. Het kapitaal gaat voor het rendement op de korte termijn. Men blijft fossiele brandstoffen uit de grond halen omdat die gewoon meer winst opleveren. Wij zijn de planeet aan het hypothekeren voor de toekomstige generaties.
En dan kun je daar op twee manieren tegenover staan. Je kunt zeggen: we proberen die dubbele problematiek op te lossen met de markt, iets wat heel veel traditionele ecologisten doen. Maar wij stellen vast dat de markt niet in staat is die problemen op te lossen. Integendeel, de markt vergroot de problemen nog. Daarom moeten we zoeken naar collectieve, rationele oplossingen om die zaken aan te pakken.
In die zin is het net heel natuurlijk dat mensen die naar een nieuw soort socialisme streven, terecht komen bij een maatschappijvisie die erop gericht is de twee belangrijkste bronnen van rijkdom maatschappelijk te beschermen, in plaats van te grabbel te gooien voor winstmaximalisatie op de markt.
Wil de PVDA hiermee ook een nieuw doelpubliek aanboren?
Peter Mertens. (ferm) Neen. Ik wil dat echt onderstrepen: het gaat ons niet om electorale quick-wins. Voor ons gaat het om de manier waarop we naar de wereld kijken. Het is een fundamentele strategische keuze om ecologie ter harte te nemen en het op te nemen in het DNA van onze partij. Dat we op basis van die strategische keuze ook nieuwe groepen aantrekken, dat hopen we, maar dat is niet ons eerste uitgangspunt.
De PVDA nodigde op haar congres een Spaanse en een Griekse spreker uit. Een niet mis te verstaan statement.
Peter Mertens. Klopt. We steken onze solidariteit met de Griekse en Spaanse bevolking niet onder stoelen of banken. Onze volksvertegenwoordiger Raoul Hedebouw is pas terug van Athene, waar hij in het Griekse parlement is gaan spreken over die schuldenkwestie. We hebben ook mee onze schouders gezet onder de solidariteitsbetoging op 21 juni in Brussel. Als we een Griekse en een Spaanse spreker uitnodigen op ons congres, zegt dat veel over het belang dat we daaraan hechten. We schrijven ons in in die consequent linkse beweging die in heel Europa opstaat.
Natuur en arbeid zijn de twee bronnen waaruit alle rijkdom voortkomt. Ik denk dat de PVDA vandaag de enige partij is die dat onderkent
José Enrique Alonso Velasco, de jonge Spaanse spreker van het Platform tegen de uithuiszettingen, PAH, vertelde over hoe mensen in Spanje van de ene dag op de andere uit hun huis kunnen worden gezet, maar toch nog hun leven lang moeten afbetalen voor een huis dat ze niet meer hebben. Het werd muisstil in de zaal. Maar toen José uit de doeken deed hoe ze daar in Spanje een tegenbeweging tegen hebben opgebouwd, hoe ze eerst met weinig waren, maar hoe ze erin bleven geloven en hoe ze dat uiteindelijk politiek hebben vertaald, scandeerde de hele zaal plots heel spontaan “Si, se puede!”, “ja, het kan!” Die mensen hebben de boodschap begrepen: we kunnen het. Dat vond ik een heel sterk moment van solidariteit.
In uw toespraak zei u: “Wat is de Griekse kwestie anders dan een democratische kwestie?”
Peter Mertens. Je mag niet onderschatten dat er een heel groot democratisch debat is in heel Europa, en ook bij ons. Je hebt burgerinitiatieven à la G1000, je had volksraadplegingen in Sint-Niklaas over de privatisering van de stadsreinigingsdiensten en in Namen over de bouw van een winkelcomplex in een park. In Antwerpen heb je Ringland, dat de mobiliteitskwestie op tafel legt. In Brussel komen burgers op voor het behoud van hun huisvuilophaling... Al die initiatieven stellen de vraag in hoeverre wij als burger nog iets te zeggen hebben. Hoe zorgen we ervoor dat er participatie komt in plaats van particratie (waarbij alle macht bij de partijen ligt, n.v.d.r.)? Hoe zorgen we ervoor dat er interactie is en dat mensen echt iets te zeggen hebben over dingen die ertoe doen?
Dat zie je in Spanje nog meer uitgediept. Daar had je de afgelopen jaren acties van jongeren – de indignados –, maar ook sociale actievoerders die mensen helpen zich te verzetten tegen de uithuiszettingen na de crisis. Ook zij stelden dat de stem van de bevolking niet wordt gehoord.
Dat debat is – macro-economisch – nog meer bezig in Griekenland, waar zelfs de meest elementaire representatieve democratie onder druk staat. De Grieken hebben gekozen voor een andere richting voor hun land. Ze zeggen halt tegen de dramatische besparingspolitiek die de trojka hen in samenspraak met de vorige corrupte regeringen heeft opgelegd. Halt tegen dat beleid dat Griekenland heeft geruïneerd.
De Grieken willen twee zaken realiseren: ten eerste een echt economisch herstel. En ten tweede een beleid dat de vruchten van dat economisch herstel gebruikt om de humanitaire crisis op te lossen. Het is het legitieme recht van de Griekse bevolking om die beslissing te nemen. Maar wat zie je dan? Zelfs die representatieve democratie van een door de meerderheid verkozen nieuwe regering, wordt onder de voet gelopen door de Europese Commissie, die op haar beurt door níemand is verkozen. De Griekse kwestie is een democratische kwestie, uiteraard.
Democratie is sowieso meer dan die representativiteit, het is ook de dynamische beweging van macht en tegenmacht. Dat is altijd zo geweest. De vakbonden vormen een tegenmacht om de collectieve belangen van de mensen te verdedigen. Bewegingen als Hart boven Hard, Klimaatzaak of Ringland vormen een tegenmacht van stemmen die anders niet gehoord worden. Ook dat is dynamische democratie. Maar al die democratische stemmen zijn van geen tel als rechtse partijen aan de macht zijn. Dan geldt het argument: wij zijn verkozen. Maar als een volk een andere optie kiest, zoals in Griekenland, dan telt ook dat niet meer. Dan telt het dictaat van de Europese Commissie. Dan is er de aristocratie die zegt: buiten onze besparingspolitiek ís er geen politiek mogelijk. En dan zijn er de grote persmonopolies die dat woord na woord na-apen.
Democratie is ook vrijheid om te kunnen beslissen over je leven. Democratie is een tegenmacht opbouwen, zoals de vakbonden, zoals middenveldorganisaties. Het is zoeken naar participatieve vormen, zoals in het Spaanse Marinaleda, waar de communistische burgemeester trouwens met een overweldigende meerderheid is herverkozen en waar álles op volksvergaderingen wordt beslist. Al die zoektochten zijn typerend voor het begin van deze 21ste eeuw. En wij moeten onderzoeken hoe we dat soort participatie kunnen gebruiken in de strijd voor een maatschappij op mensenmaat. Want die zal per definitie participatief en democratisch zijn.
Op het congres werd ook heel wat gedebatteerd over waar we naartoe willen met de samenleving. Hoe ziet dat socialisme 2.0 eruit?
Peter Mertens. Een van de grote problemen van de afgelopen drie decennia was dat er in de sociale beweging te weinig een langetermijnperspectief was.
Na de val van de Muur van Berlijn werd het einde van de maatschappijdiscussie afgekondigd. Het kapitalisme had gewonnen en er was geen alternatief. Dat was een van de grootste overwinningen op het gebied van de ideeënstrijd van de radicale neoliberale economen van de Chicago School.
De neoliberalen voerden de ene agressieve maatregel na de andere door, om het sociaal en cultureel weefsel van onze maatschappij te ontmantelen. Maar ook om alle wij-denken te vernietigen en te vervangen door een verstikkend ikke-ikke-ikke-denken, het egoïsme. Dat is een culturele strijd. De mensen doen geloven dat het allemaal wel beter zal worden als iedereen maar hard genoeg aan zijn eigen navel denkt. De mensen wijsmaken dat we in onze mensenmaatschappij vandaag alleen maar het kapitalisme kunnen hebben. Dat heeft men dertig jaar herhaald en een hele generatie is met de idee opgegroeid dat het niet mogelijk is om buiten de lijntjes van het kapitalisme te kleuren.
Maar nu zie je in heel Europa een generatie opstaan die de maatschappijdiscussie opnieuw op tafel wil leggen. Die nieuwe generatie zegt: ho, stop eens even, dit kan niet het beste van alle mogelijke maatschappijsystemen zijn. Dit is een uitsluitingsmachine, een machine die roofbouw pleegt op de natuur, op de mens, op de arbeid. Wij moeten als mens in staat zijn om een andere maatschappijvorm naar voren te schuiven die niet onze economie vernietigt en die niet de lokale landbouwers ruïneert en enkel megalandbouw promoot op maat van Monsanto. Er moet toch een andere manier zijn om dat op te lossen.
De maatschappijdiscussie komt opnieuw op tafel. Dus zeg ik: laten we die discussie opnieuw verdiepen. Laten we op een positieve manier invullen hoe wij dat zien, zonder pretentie, maar met een open vizier.
Wij reiken een aantal pistes aan in onze teksten over Socialisme 2.0. Voor ons blijft de hele kwestie hoe je met de economie omgaat, een sleutelkwestie. Sectoren die too big to fail zijn, die de maatschappij schragen als poutrels – ik denk dan aan de energiesector, aan de bankensector – zijn zo belangrijk voor de maatschappij dat we ze ook in handen van de maatschappij moeten brengen. En dan niet op een bureaucratische manier, zoals in de jaren 60, 70, maar op een collectieve, participatieve manier. Zodat in de nieuwe publieke banken die er komen, de spaarders, de vakbonden, de gebruikersorganisaties ook inspraak hebben. Dat er transparantie is in de raden van bestuur, dat er geen dubbele mandaten zijn, dat er geen buitensporige lonen zijn. Dat de mensen die die publieke bankensector of energiesector leiden een engagement hebben voor de maatschappij. Dat is een idee dat wij op tafel leggen en wij denken dat dat ook in een 21ste-eeuws socialisme heel belangrijk blijft. Tegelijk hebben we het ook over onze mensvisie, over een vooruitstrevende cultuur, en over ecologie en socialisme. Een maatschappijvisie moet het hebben over de interactie van al die verschillende elementen.
Nu zie je in heel Europa een generatie opstaan die de maatschappijdiscussie opnieuw op tafel wil leggen
De jongeren namen een bijzondere plaats in op dit congres. Het is veel mensen opgevallen dat er veel jongeren deelnamen, maar ook in de teksten is expliciet uitgewerkt dat we als organisatie gaan investeren in jongeren. Vanwaar die nadruk?
Peter Mertens. Als je een organisatie opbouwt, moet je ervoor zorgen dat je verschillende generaties mee hebt. Dat is een moeilijke oefening. Het is kwestie om van hoog tot laag ook de nieuwe generaties in de partij te betrekken. Ik ben heel blij dat we nu op het congres een nieuwe Nationale Raad verkozen hebben met 45 mensen, van wie er 30 nieuw zijn in de Nationale Raad.
Die nieuwe generatie is niet opgegroeid in die loden jaren 80 en 90 van het neoliberalisme. Toen ik 16 was, hing op mijn kamer een poster met de kop van Thatcher op en daaronder: “Don’t just change the gouvernment, change the system.” (Verander niet alleen de regering, maar het systeem, n.v.d.r.) Mijn tegenstander was Thatcher en het systeem dat sloophamerpolitiek, zoals die van Thatcher, voorbracht. Het waren donkere jaren: de arbeidersbeweging en de progressieve beweging zaten in het defensief.
Nu heb je een nieuwe generatie, wereldwijd. Het is, kort door de bocht, begonnen in de landen van Latijns-Amerika. Latijns-Amerika en de Caraïben waren het eerste slachtoffer van de Chicago-politiek. Maar ze waren ook de eersten die een nieuw geluid lieten horen. Ze verwezen hun versie van het TTIP naar de vuilbak. Dat wil zeggen dat ze zich niet aansloten bij het vrijhandelsverdrag met de VS, het zogenaamde ALCA. En wat deden ze? Ze maakten een eigen solidariteits- en samenwerkingsverdrag, het ALBA. Die nieuwe wind waaide naar Spanje, naar Griekenland, naar Ierland. Vandaag zien we in heel Europa de kiemen daarvan. Het is vitaal dat die generatie in de partij vertegenwoordigd is. Vitaal ook qua nieuwe ideeën en nieuwe aanpak. Uiteindelijk willen we onze veelkleurigheid van generaties behouden.
Als ik die ongelooflijk positieve, dynamische sfeer van de PVDA Jongeren zie, dan denk ik: yes, dat is de toekomst van de samenleving
De partij wil investeren in haar jongerenbeweging.
Peter Mertens. Begin dit jaar zetten een aantal Antwerpse jongeren, 16- tot 18-jarigen allemaal, zich samen om iets positiefs op poten te zetten dat de hele diversiteit van Antwerpen weerspiegelt. Ze wilden 200 jongeren samen krijgen op een feest om dat uit te stralen. Wij hebben gezegd: oké, doe maar, we zijn benieuwd. Uiteindelijk slaagden zij er als PVDA Jongeren in vierduizend jongeren bijeen te brengen in een ongelooflijk positieve, dynamische sfeer. Als ik dat zie, dan denk ik: yes, dat is de toekomst van deze stad. Maar dat is ook de toekomst van de samenleving. En ook in Brussel zijn jongeren in dezelfde zin actief.
Jongeren pakken de zaken in handen op een manier die niet noodzakelijk dezelfde is als dertig jaar geleden. Deze generatie wil niet de zoveelste opgeofferde generatie zijn.
Bij de jongeren is opnieuw heel wat strijdlust aanwezig. Dat zag je ook op die pleinbezetting in Spanje, waar anderhalf miljoen mensen de pleinen bezetten. Dat waren hoofdzakelijk jongeren. Het is vitaal voor de dynamiek van de PVDA om sterke, moderne jongerenorganisaties te hebben die hun ding kunnen doen en zelf hun ervaringen kunnen opdoen.
Op de slotmeeting kregen diversiteit en antiracisme ook een plaats. Heel de zaal was mee, hè. Het enthousiasme daarrond was opvallend, ondanks het feit dat het niet expliciet aanwezig was.
Peter Mertens. We hebben daar natuurlijk wel politiek uitgewerkte analyses en voorstellen over, dat blijft de basis. Maar hoe breng je dat op een congresmeeting? Toch niet met een powerpointpresentatie? Neen, wij laten getuigenissen aan het woord van mensen die hier leven en mee bouwen aan de samenleving, en zij vertellen hoe zij naar de samenleving kijken en naar solidariteit kijken.
Ja, dat is dan emotioneel, ook voor mij. Als dan iemand op het podium staat die hier werkt, die zijn best doet om Frans en Nederlands te spreken, en toch geen papieren heeft, en als dan heel de zaal zijn lied begint mee te zingen... Dan denk ik: dat is wat antiracisme moet zijn. Ook mensen van traditionele Belgische arbeiderbastions stonden recht en zongen: “C’est pas les sans-papiers, c’est pas les immigrés, mais c’est la loi qui doit changer.” (Niet de mensen zonder papieren of de immigranten moeten veranderen, maar de wet, n.v.d.r.) Dat is veel krachtiger dan eender welke toespraak.
We hebben hetzelfde gedaan met cultuur. Cultuur wordt voor ons heel belangrijk. Wel, ofwel komt er iemand op dat podium een tekst brengen waarin hij uitlegt hoe belangrijk cultuur voor de partij is, ofwel brengen wij op dat podium een enorme culturele diversiteit: van een fantastische operazanger, ons Merksems districtraadslid Tristan Faes, tot de meest gemengde djembéband, van intieme muziek tot een fanfarebattle met LKMOTIV. Je hoeft niet altijd alles te expliciteren. De mensen begrijpen wel dat als je cultuur toont, dat cultuur dan belangrijk is. Ze hebben daarbij geen ondertiteling nodig.
Dat was heel het concept van de meeting. Er moet inhoud zijn, maar je moet diversiteit hebben in de manier waarop je je boodschap brengt.
Persoonlijk denk ik dat een van de redenen van het enthousiasme is dat de mensen dat hebben ervaren.
De partij is serieus gegroeid de laatste jaren: van 50.000 kiezers in 2007 naar 250.000 in 2014. Qua aantal leden van 2.000 naar een kleine 10.000. Wat zijn de ambities voor de komende vijf jaar?
Peter Mertens. Op het congres hebben we een iets langere termijnvisie proberen uit te werken over de ontwikkeling van de partij. En een van de valkuilen van zo’n visie op langere termijn is dat je alles al direct gaat becijferen en vastleggen in te concrete doelstellingen. Daar zijn we nog niet, dat is de volgende fase. We gaan nu eerst met de hele partij kijken welke stappen we gaan zetten om die nieuwe oriëntaties te verwezenlijken.
Onze globale doelstelling is eenvoudig: tegen 2020 willen we 17.000 leden. Maar dat zegt op zich niks over hoeveel nieuwe basisgroepen we willen oprichten, waar we dat willen doen, hoe we ons vormingssysteem verder uitbouwen op maat van al die nieuwe mensen en afdelingen. Hoe zorgen wij ervoor dat een nieuwe afdeling een goeie voorzitter of voorzitster krijgt? Dat moeten we nog allemaal verder uitwerken. We hebben globale oriëntaties vastgelegd en nu gaan we proberen die oriëntaties vertalen naar een planning, om die doelstellingen stap voor stap, jaar na jaar in de praktijk te vertalen.
Een jaar van interactie, debat en stemmingen
Ruim een vol jaar deed de PVDA erover om haar Solidariteitscongres af te ronden. Geen dag te veel, zegt Peter Mertens.
Hoe verloopt zo’n congres? De buitenwereld zag die slotmeeting, waarop het congresboek van 250 bladzijden werd voorgesteld. Maar daar is heel wat aan voorafgegaan, niet?
Peter Mertens. Normaal had het congres moeten plaatsvinden in 2014, maar door al die regeringswissels en de institutionele crisis van 2009 zijn de federale verkiezingen van 2015 vervroegd naar 2014. We hebben ons congres dus een jaar moeten uitstellen om ons te concentreren op die versnelde parlementsverkiezingen. We hadden het liever andersom gezien, dat we ons congres in 2014 hadden en de federale verkiezingen in 2015. Maar het is anders verlopen.
In de zomer van 2014 hebben we gezegd dat er een jaar aankwam met heel veel sociaal verzet. Onze jaarplanning hebben we samengevat met een hashtag, met name #hetsociaalverzet, en ons symbool werd een cactus. Sommigen zeiden dat we toen in augustus veel te vroeg waren met alles, maar het was juist. We hebben mee aan de kar getrokken en onze Protestparade met 7.000 mensen georganiseerd, de eerste betoging tegen de nieuwe regering. En dan kwam er een ongeziene golf van sociaal verzet door het ambitieuze actieplan van de vakbonden met de grote betoging van 120.000 mensen, en de algemene staking van 15 december als hoogtepunt.
Ik denk dat iedereen wel weet dat wij als PVDA ons steentje hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van die strijd. En toch hebben we besloten om tegelijkertijd een congres te organiseren. Dat was niet simpel. Eerst hebben de basisafdelingen gewerkt op de verschillende thema’s, dan werden de afgevaardigden verkozen. Vervolgens waren er 37 commissies waarin de congresafgevaardigden die hele inhoud een eerste keer bespraken. Er zijn meer dan 920 bladzijden aan amendementen binnengekomen. Het was niet evident om al die debatten te organiseren te midden die drukke periode. We hebben dat toch gedaan. En dat waren soms harde debatten. Bijvoorbeeld over de vraag of de BRICS-landen (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika, n.v.d.r.) de kapitalistische weg op gaan of niet.
Het hele congres duurde in totaal meer dan een jaar. Is dat lang? Ik zie niet in hoe je zo’n proces sneller kunt doen verlopen
Waren er ook debatten die onverwacht opdoken?
Peter Mertens. Ja, het debat over de jeugd, bijvoorbeeld, hadden we niet zien aankomen. Het zijn de jongeren in de PVDA zelf die hebben gezegd: hela, dat gaat hier wel niet, hè. Er kwamen zeer veel amendementen binnen over de positie van de jongeren in de partij, en daar ben ik enorm blij om. We hebben die kwestie onderschat en we hebben dat debat opgepikt in de loop van het congres.
Ook het grote debat rond de vrouwen hadden wij – ten onrechte – niet voorzien. Heel veel vrouwen in de partij – maar ook mannen – vonden dat de onevenwichtige verhouding niet te rechtvaardigen was en dat we echt achter liepen op dat vlak. Er zijn inderdaad heel veel talentvolle vrouwen in de PVDA. Hoe komt het dat die niet doorstromen? Er is dus iets dat niet goed marcheert. Uiteindelijk heeft ons congres quota voor vrouwen in de partijleiding gestemd.
Dat proces duurde in totaal meer dan een jaar. Is dat niet lang?
Peter Mertens. Ik zie niet in hoe je zo’n proces sneller kunt doen verlopen. Daar moet je tijd voor nemen. Ik heb dat al vaak gezegd tegen voorzitters van andere partijen. Ik snap niet hoe je een congres kunt hebben op twee dagen, zonder dat je dat democratisch een jaar voorbereidt en de tijd neemt om te luisteren, om de amendementen te lezen en te beoordelen en er opnieuw over te stemmen. De enige oplossing die wij daarvoor gevonden hebben heeft vier letters: tijd.
We hebben tijd nodig om die democratie te ontplooien. We hebben in onze rangen veel mensen die in ploegen werken, die daarnaast nog eens syndicaal geëngageerd zijn en die voor het congres zo’n pak teksten voorgeschoteld krijgen... Dus ja, je hebt een jaar nodig om die mensen echt te kunnen betrekken als afgevaardigde.
En dan heb je een slotmeeting waarop je het resultaat van een jaar interactie, debat en stemmingen voorstelt.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.