Jaak Brepoels: Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn?
Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn? is uitgegroeid tot het standaardwerk over de sociale geschiedenis van België. Eind 2015 bracht Jaak Brepoels een volledig geactualiseerde versie uit. “Geen nostalgische terugblik, maar een boek dat peilt naar de uitdagingen van vandaag”, aldus de achterflap. Solidair had op een herfstachtige winternamiddag een lang gesprek met Jaak Brepoels.
Er zijn verschillende boeken die het verhaal vertellen van de Belgische sociale geschiedenis maar die kijken allemaal door de bril van een bepaalde vakbond of zuil. Jaak Brepoels stelt vast dat er doorheen de geschiedenis meer eenheid tussen de verschillende vakbonden was dan verdeeldheid.
Loont staken? Je kan niet anders dan daar ‘ja’ op antwoorden. Stakingen en grote acties zijn nodig om de machts- en krachtsverhoudingen te wijzigen
“In de bedrijven was en is die concurrentie tussen verschillende vakbonden dikwijls nagenoeg afwezig”, vertelt hij. “Dat was ook zo tijdens de staking van 1936, bijvoorbeeld. Dat was een van de belangrijkste stakingen die ons land gekend heeft. Ze speelde zich af tegen de achtergrond van het nazisme in Duitsland en het Volksfront in Frankrijk. De crisis had de jaren voordien zwaar toegeslagen en nu vond men dat het tijd werd dat de werkende mensen mee de vruchten konden plukken van het nieuwe economische elan. In 1936 hadden de regering en het patronaat zeer goed door dat ze dit ernstig moesten nemen. Dit was het begin van de discussie over arbeidsduurvermindering, betaalde vakantie … In die staking waren de socialistische en de christelijke vakbonden zeer actief. De staking ontstond nadat in Antwerpen twee socialistische militanten (Albert Pot en Theofiel Grijp, n.v.d.r.) vermoord werden door leden van een fascistische organisatie. Op 26 mei, de dag van hun begrafenis kondigden de dokwerkers een 24-urenstaking af. Een week later braken er in de haven van Antwerpen spontane stakingen uit, de diamantwerkers sloten zich daarbij aan en enkele dagen later ook de Luikse arbeiders. Op 15 juni waren er in het hele land zo wat 500.000 arbeiders in staking.”
Staken loont
Door het verhaal van de staking van 1936 te vertellen, geeft Brepoels tegelijk antwoord op de vraag die vandaag weer regelmatig opduikt: loont staken?
“Je kan niet anders dan daar ‘ja’ op antwoorden”, aldus de auteur. “Concreet werd in 1936 het betaald verlof afgedwongen. De geschiedenis leert dat stakingen en grote acties nodig zijn om de machts- en krachtsverhoudingen te wijzigen. Het algemeen stemrecht, de achturendag, kinderarbeid, betaalde vakantie … Allemaal het resultaat van strijdbewegingen die soms vele jaren aanslepen. De stakers hadden het in 1936 al over de 40-urenweek terwijl de 45-urenweek er pas doorkwam in de jaren 1950. Men heeft in 1936 één week betaald verlof afgedwongen, pas in de jaren 1950 zijn er twee weken betaald verlof gekomen.”
Uw boek begint bij de Belgische Revolutie van 1830, maar het is een verhaal over een honger- en arbeidersopstand. Op school kregen we nochtans te horen dat het allemaal begon na een voorstelling van De stomme van Portici …
Jaak Brepoels. Bijna alle grote opstandbewegingen waren in oorsprong een reactie op uitzichtloze ellende, en vaak begonnen ze als regelrechte hongeropstanden, waarna een bepaalde groep de leiding nam over de opstand of beweging. In het geval van de Belgische revolutie vond in 1830 een oproer plaats die in eerste instantie eigenlijk mislukte. Maar dan braken er rellen uit in Brussel die zich verder verspreidden over het hele land. Een bepaalde groep – de burgerij in dit geval – zag daarin de kans om de opstand te gebruiken om af te rekenen met de Nederlanders.
Je ziet trouwens ook hoe tijdens die opstand krachten naar voren traden die later een rol gaan spelen. Van bij het begin speelde de bankiersfamilie Rothschild een belangrijke rol. Het onafhankelijke België was op die manier van bij het begin een België van de bankiers. En familiebanden speelden daarin een grote rol. Zo was de familie Lambert (van de Bank Brussel Lambert, BBL, n.v.d.r.), bijvoorbeeld, familie van de Rothschilds.
Het voeren van politieke strijd had ook als voordeel dat de realisaties golden voor de hele werkende klasse
In de 19de eeuw had de burgerij het op politiek vlak voor het zeggen. De bankiers hadden daar eigenlijk weinig problemen mee. Ze hadden soms meningsverschillen, maar de financiële groepen hielden op de achtergrond de touwtjes strak in handen en zorgden ervoor dat er bestuurd werd op hun maat. Maar vanaf de jaren 1920 kwam een voorzichtige democratisering op gang. Mannen mochten gaan stemmen. Vanaf dan traden die oude machten terug op de voorgrond en in de jaren 20 en 30 kregen we een aantal echte bankiersregeringen.
U besteedt in uw boek veel aandacht aan het ontstaan van de BWP, de Belgische Werkliedenpartij. De partij als een instrument van sociale ontvoogding. Waarom is dat?
Jaak Brepoels. De BWP was toen gewoon de arbeidersbeweging en omgekeerd. De Belgische Werkliedenpartij had ook de ambitie om de gehele werkende klasse te vertegenwoordigen. Of je nu actief was in de coöperatieven of lid van de vakbond, je was automatisch ook lid van de BWP en de gemeenschappelijk actie (het geheel van organisaties van de socialistische zuil, n.v.d.r.). In die zin is de geschiedenis van die partij bijna tot aan de Tweede Wereldoorlog ook de geschiedenis van de arbeidersbeweging.
Na de Tweede Wereldoorlog lag dat natuurlijk helemaal anders. De communisten hadden tot 25 procent van de stemmen. Dat mag je niet onderschatten. En er waren heel wat vakbonden die gegroeid waren uit het verzet. Die voelden zich niet thuis bij de BWP. De ‘gemeenschappelijke actie’ heeft men wel in leven gehouden maar dat is nooit meer gelukt zoals voor de oorlog.
De vakbonden en sociale bewegingen hebben altijd een politiek verlengstuk gehad. De socialistische vakbonden hadden de BWP, die een politieke vertaling gaf aan de eisen van de vakbonden. De katholieke beweging had dat ook. De CVP, een grote partij aan Vlaamse kant, kon de eisen van de sociale bewegingen meenemen in de regeringen waarin ze zetelde.
Vandaag is die politieke uitdrukking weggevallen. Die breuk is ontstaan sinds het Globaal Plan van Dehaene uit 1993, en was volledig met het Generatiepact van Verhofstadt in 2005. Persoonlijk betreur ik die breuk tussen de partij en de vakbond.
In België heb je altijd belangenpartijen gehad. Andere partijen kiezen trouwens wel voluit de kant van werkgeversbewegingen als Voka. Maar de arbeidersbeweging is politiek verweesd. Jullie proberen met de PVDA dat gat in te vullen door de vakbondseisen tot in het parlement te krijgen.
In uw boek beschrijft u de intrede van de BWP in het parlement in 1894 met 28 zetels als ‘de overwinning van een klasse’.
Jaak Brepoels. Daar is eigenlijk ook gewoon een mathematische uitleg voor. We zaten in het meervoudig kiessysteem: rijkere mensen konden tot drie stemmen uitbrengen. Als je dat zou vertalen naar enkelvoudig stemrecht, dan zou de BWP in Wallonië een meerderheid hebben behaald.
Die 28 verkozenen waren écht gekozen door de arbeiders, en gedroegen zich ook als de verkozenen van de arbeiders. Doorgaans stemde de arbeider trouwens ook voor de BWP.
De arbeidersbeweging is politiek verweesd. De PVDA probeert dat gat in te vullen door de vakbondseisen tot in het parlement te krijgen
Die eerste arbeiders in het parlement, dat heeft wel wat teweeggebracht, hoor. Je kan dat een beetje vergelijken met wat je nu in Spanje ziet gebeuren met de verkozenen van Podemos. Daar spreken de conservatieven ook de hele tijd schandaal over. Vandaag gaat dat over een andere haardracht of een versleten jeansbroek, maar toen was men geschokt omdat het over arbeiders ging. Arbeiders die in hun taal en op hun manier de dingen verwoordden in dat parlement. Men vertelde er wat er in de fabrieken verteld werd en dat was letterlijk ongehoord in het parlement. Ze gebruikten het spreekgestoelte om van alles aan te klagen.
U geeft aan dat op een bepaald moment de verslagen van het parlement een soort bestseller werden. Plots werden er daar ruim 60.000 exemplaren van verkocht.
Jaak Brepoels. Ik heb het over de oplages, want de tussenkomsten werden ook voorgelezen in de cafés. Men had een abonnement en las in de volkscafés voor wat de voormannen allemaal vertelden in dat parlement. Dat waren heel geanimeerde sessies met veel instemmend geroep. Dat was een zeer populaire bezigheid.
Nu tonen wij de tussenkomsten van onze verkozenen op de sociale media. Die worden tienduizenden keren bekeken.
Jaak Brepoels. Nu doen jullie dat met YouTube. Maar in die tijd werden zo’n dingen voorgelezen, omdat de mensen niet konden lezen. Of men publiceerde hele verhalen op affiches. Wie kon lezen, las dat dan voor aan alle omstanders. Je had toen ook veel meer een caféleven, dat waren de plekken waar de mensen elkaar ontmoetten.
Veel van de bewegingen die u bespreekt zijn sociaaleconomisch: er werd gestreden voor beter loon, de achturendag … Maar toch gaat het ook dikwijls over zuiver politieke doelstellingen. Een van de belangrijkste gaat precies over het algemeen stemrecht.
Jaak Brepoels. Dat klopt. Men heeft snel ingezien dat men pas mee zou spelen als men ook politiek enige inspraak zou krijgen. Elke staking betekende ook repressie en verlies van inkomen. Dat was redelijk zwaar.
Staken kost zeer veel geld. In de 19de eeuw werden regelmatig stakingen uitgelokt tegen de stakerskassen. Bedrijven kondigden zeer zware loonsverlagingen aan, maar niet zonder dat ze eerst grote stocks aanlegden. Zo konden ze even verder wanneer de arbeiders in staking gingen. Ze wachtten tot de stakerskassen leeg waren en de miserie zo zwaar toesloeg dat de arbeiders wel voor dat hongerloon terug aan de slag gingen. Die stakers hebben werkelijk zeer zwaar afgezien door te strijden voor meer sociale rechtvaardigheid.
In 1952, bijvoorbeeld, wilde de regering de legerdienst verlengen. Op de Philipsfabriek brak meteen een staking uit tegen dat plan. De stakingsleiders werden daarop prompt ontslagen. Een van die stakingsleidsters stond op het punt om te trouwen, een moment in haar leven waarop ze elke cent nodig had. Als je dan zonder werk kwam te zitten, was dat natuurlijk een drama.
Die repressie heeft gemaakt dat politieke strijd zeer lang voorrang heeft gekregen op de syndicale en sociaaleconomische strijd. De politieke organisatie was in zekere zin gemakkelijker dan de syndicale, ook omdat men dacht dat men via het parlement nieuwe wetten kon afdwingen. Dat is gedeeltelijk gelukt als je ziet welke sociale vooruitgang men heeft kunnen realiseren via regeringsdeelnames na WO I en WO II. Maar dat parlementaire succes was natuurlijk ook deels het gevolg van de zware schrik voor de klassenstrijd die er leefde.
Het voeren van politieke strijd had ook als voordeel dat de realisaties golden voor de hele werkende klasse, terwijl vakbondsstrijd meestal enkel iets opbracht voor de betrokken bedrijven, of soms voor de hele sector. Sectoren of bedrijven waar de vakbonden minder sterk stonden, hadden dus het nakijken. Ook daarom was dat politieke parlementaire werk belangrijk. Dat kwam dikwijls wel pas na hetgeen in veel grote bedrijven al was gerealiseerd. Neem de achturendag: die is pas gerealiseerd op een ogenblik dat het patronaat ervan overtuigd was dat er met die achturendag te leven viel.
Grote sprongen van sociale verwezenlijkingen zijn er telkens gekomen na de twee wereldoorlogen.
Jaak Brepoels. Om het dramatisch te zeggen: dat is normaal. Men kon niet voorbij een aantal verwachtingen van de bevolking. Na WO I had je de Russische revolutie. Die heeft men steeds geminimaliseerd, maar men had er wel schrik van! Heel Europa was in beweging. Na WO II was de angst voor het communisme allesoverheersend. De mythe dat de communisten uit waren op een staatsgreep was natuurlijk zuivere onzin. Toch zat de schrik er echt wel in, en dat heeft heel lang geduurd. Miljoenen mensen leefden onder een vorm van socialisme, een systeem dat niet kapitalistisch was, een systeem dat zich presenteerde als een alternatief. Men heeft hier bij ons willen bewijzen dat men het beter kon doen op sociaal vlak dan de communisten. Daar heeft de vakbeweging gebruik van gemaakt om sociale vooruitgang af te dwingen.
Het patronaat heeft moeten leren dat bepaalde toegevingen beter gewoon gedaan konden worden en dat het er niet aan ten onder zou gaan. Natuurlijk proberen ze toch steeds weer sociale verworvenheden op de helling te zetten. Telkens de krachtsverhoudingen wijzigen, proberen ze daar opnieuw aan te wrikken. Dat zie je vandaag ook gebeuren.
Politieke stakingen zijn er altijd geweest. Er is trouwens nooit zoveel politiek gestaakt als tegen de regering-Di Rupo. Op de stakingen in 1993 tegen het Globaal Plan van Dehaene na, zijn er nooit meer stakingsdagen tegen een regering geweest dan tegen de regering-Di Rupo. Op zich is het ook normaal dat er zoveel politieke stakingen zijn de laatste jaren, omdat de opeenvolgende regeringen steeds meer de mantra van het patronaat overnemen. Diezelfde regeringen voeren ook steeds meer een beleid op maat van het patronaat. Natuurlijk krijg je dan politieke stakingen.
Zijn vakbonden nog nuttig? Is het geen oubollig instituut, zoals sommigen beweren?
Jaak Brepoels. Ik zeg in mijn boek dat “het verhaal van het boek af is”, ik maak dus geen besluit. Een besluit maak je als iets af is, maar de strijd is nog niet gestreden.
De vakbonden zijn ook steeds bezig zichzelf te vernieuwen. De LBC hield bijvoorbeeld in 1993 al een congres over informatica, of tenminste wat men toen dacht dat informatica was. Ze zijn altijd blijven vernieuwen, maar dat vergeet men vaak in de buitenwereld. De vakbonden zijn wel degelijk bezig met meer dan die ene euro meer of minder op onze loonbrief. Men laat vaak uitschijnen dat het daarbij blijft. Je moet vechten voor elke euro die je hebt, vechten voor je rechten, maar de vakbond is ook met andere dingen bezig.
Arbeiders die in hun taal en op hun manier de dingen verwoordden in dat parlement, dat was letterlijk ongehoord
De vakbonden, dat zijn 3,5 miljoen mensen die om wat voor reden ook lid zijn geworden. Veel mensen worden lid om de voordelen die vakbonden bieden. Dat is helemaal niet erg, daarvoor zijn vakbonden opgericht. De vakbond bestaat ook voor haar dienstverlening: je gaat doppen, je moet iets gedaan krijgen op het werk of hebt er problemen, een dossier waar je aan moet geraken … Daarvoor kan je allemaal bij de vakbond terecht. En maar goed ook.
De eis om vakbonden rechtspersoonlijkheid te geven is ook iets dat blijft terugkomen.
Jaak Brepoels. Vakbonden zijn belangen- en strijdorganisaties. Hun slagkracht bestaat er juist in om in alle vrijheid te mogen kiezen welke actiemiddelen ze willen inzetten. Het debat over rechtspersoonlijkheid gaat daarover: voor de rechterzijde en de werkgevers is dat een middel om de vakbonden te kortwieken, voor de vakbonden gaat het om hun overleven. Vakbonden geven op vele niveaus een stem aan de werknemers en dat zint de politieke rechterzijde niet: voor hen is de vakbeweging een obstakel voor hun hervormingsdrift. Zonder vakbonden zouden bepaalde partijen veel makkelijker hun plannen kunnen doordrukken.
Is de kracht van de vakbeweging in België historisch te verklaren? Want die is toch behoorlijk uniek.
Jaak Brepoels. Dat wij met een sterke vakbeweging zitten die kan wegen, is inderdaad historisch gegroeid. In de 19de eeuw deden organisaties van arbeiders alles zelf. Arbeiders richtten spaarkassen, coöperatieven, vakbonden, verzekeringen en zelfs overlijdensverzekeringen op. Ze zetten elke maand spaargeld opzij. Op een bepaald moment is de overheid dat mee gaan subsidiëren. Die vrijwilligheid/bereidheid om zich te verzekeren, vertaalde zich in de sociale zekerheid. Dat maakt natuurlijk dat je in België met sterke vakbonden zit met veel leden, want de bonden hebben altijd het beheer van die verzekeringen, uitbetalingen, mutualiteiten, enzovoort in eigen handen gehouden. Die sociale zekerheid mag men nooit uit handen geven, zeker niet aan rechts. Al is dat natuurlijk al gedeeltelijk gebeurd door het paritair beheer.
Er was een tijd, in de jaren 30, dat de militantenkernen van het ABVV eigenlijk tegen een vakbond met zoveel leden waren. Zij wilden een vakbond zoals in Frankrijk: minder leden, maar meer strijdlust. Zij waren ervoor dat de overheid al die (verzekerings)taken op zich zou nemen. Dat is een hele discussie geweest, en nog altijd actueel.
De vakbonden keren werkloosheidsgeld uit, iets wat graag wordt gehekeld door hun tegenstanders.
Jaak Brepoels. Om dat te begrijpen moeten we teruggaan naar het ontstaan van onze sociale zekerheid. Die gaat terug op de bijstandskassen uit de 19de eeuw, toen arme donders hooguit konden rekenen op de restjes die van de tafel der rijken vielen. Men ging dus uit eigen zak spaarcentjes opzij leggen om zich onder elkaar tegen onverwacht onheil te verzekeren. Met andere woorden, de arbeidersbeweging kan het vaderschap van en dus de zeggenschap over de sociale zekerheid opeisen. Als de politieke rechterzijde de rol van vakbonden en mutualiteiten als uitbetalingsinstellingen in vraag stelt, is dat niet zonder bijbedoelingen.
Als er vandaag nog een kracht is die dwars kan liggen, is het wel de vakbeweging. Punt
Je mag ook de vakbondsmedia niet onderschatten. Als je De Nieuwe Werker, Visie of Tribune (uitgaven van de vakbonden, n.v.d.r.) leest, krijg je elke week je portie ‘andere kijk op de zaak’ mee. Die vakbondsmedia komen bij miljoenen mensen binnen. Dat stoort de rechterzijde ook wel natuurlijk. Niet dat de mensen dat allemaal tot in detail lezen, maar het is er wel en het maakt wel degelijk een verschil.
Uw boek eindigt met foto’s van Hart Boven Hard. Dat is wel opvallend, omdat er helemaal niet zoveel foto’s in het boek staan. Vanwaar die keuze?
Jaak Brepoels. Ik zeg altijd tegen mensen die niet veel tijd hebben om mijn boek te lezen: “Lees alvast de inleiding en het nawoord.” Het nawoord eindigt met de zin “We zitten in een heel kantelend tijdperk”. We zitten op een historisch scharnierpunt, een decennium van robotisering en digitalisering. We hebben nog geen flauw idee wat voor gevolgen dat gaat hebben.
Wanneer mijn achttienjarige dochter dertig zal zijn, zal de wereld er totaal anders uitzien. Misschien niet beter of slechter, maar wel anders. Ook de arbeidersbeweging zal haar draai daarin moeten vinden. Dat is een uitdaging, want zij zijn altijd de organisator van arbeid geweest, van de mensen die werken of van zij die geen werk hebben of er geen vinden. Dat is altijd de historische rol geweest van de arbeidersbeweging. De vakbond is zijn monopolie van verzet kwijt, daarom toon ik ook die foto’s: hier is Hart Boven Hard en ik hoop dat deze beweging blijft bestaan.
Maar, laat ons hopen dat de vakbond kan blijven mobiliseren. Want als er vandaag nog een kracht is die dwars kan liggen, is het wel de vakbeweging. Punt.
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van maart 2016. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.