Hoe zit het nu met onze pensioenen? PVDA-pensioenspecialist Kim De Witte ontrafelt maatregelen regering-Michel-De Wever
De pensioenen liggen onder vuur. De regering lanceert de ene aanval na de andere op de welverdiende rust na jaren van werken. PVDA-pensioenspecialist Kim De Witte weet er – letterlijk – alles van. “Ook de jongeren hebben er alle belang bij om op straat te komen voor fatsoenlijke pensioenen”, zegt hij.
Zijn twitteraccount staat geen seconde stil en zijn opiniestukken worden als zoete broodjes gelezen en gedeeld. Wat steekt de regering toch allemaal uit dat we tegenwoordig zo vaak van PVDA-pensioenspecialist Kim De Witte horen? “De pensioenaanvallen zijn al een tijdje bezig, maar toen ik deze zomer op vakantie was, werd het plots wel erg hevig”, vertelt hij. “Ik kreeg begin augustus een hoop mails binnen. Mensen die ongerust en boos waren. Bleek dat de regering nieuwe maatregelen had aangekondigd. Een regelrechte aanval op het pensioen van werklozen en bruggepensioneerden. Ik heb me toen snel geïnformeerd en onmiddellijk gereageerd. Sindsdien is het eigenlijk niet meer opgehouden.”
De mensen zijn heel erg begaan met dat pensioenthema, hè.
Kim De Witte. Enorm. Dat zag je op de reactiedag van 10 oktober. Veel mensen uit de publieke maar ook uit de private sector vertelden ons dat ze bezorgd zijn om hun pensioen. Dat zie je ook op de sociale media. Als ik een bericht plaats over de pensioenen, volgen binnen de kortste keren tientallen reacties, getuigenissen en concrete verhalen die me bij de keel grijpen. Ik heb op Facebook eind augustus een tweede profiel aangemaakt, omdat het eerste volzet was. Maar dat tweede profiel zit nu ook al vol. De mensen zijn ongerust maar ook boos over de regeringsmaatregelen. Ze beseffen: het wordt langer werken voor minder pensioen.
Wat zijn die maatregelen?
Kim De Witte. Heb je eventjes tijd? (lacht) Ten eerste heb je een heel luik van maatregelen tegen bruggepensioneerden en werklozen, een tweede luik is de kwestie van de zware beroepen, en een derde luik is het pensioen van de ambtenaren en een vierde luik zijn de plannen van de regering om een systeem van pensioen met punten in te voeren.
Laten we beginnen met de afbouw van het pensioen van bruggepensioneerden en werklozen.
Kim De Witte. De regering treft meerdere maatregelen om die mensen hun pensioen te verlagen. Zo is er de maatregel rond de zogenoemde ‘eenheid van loopbaan’. Ons pensioen wordt berekend op een loopbaan van 45 jaar, gelijkgestelde periodes inbegrepen. Na 40 jaar werken, krijg je een pensioen van 40/45ste. Maar na 47 jaar werken, krijg je geen 47/45ste, maar enkel de 45 jaren met de hoogste lonen tellen mee. De regering-Michel wil dat nu veranderen. Klinkt goed, hoor ik u denken. Maar er zit een dikker adder onder het gras.
Leg eens uit.
Kim De Witte. Neem nu Pierre. Hij is beginnen werken in 1973. Hij was toen 16 jaar. Hij heeft bijna heel zijn leven bij Audi in Brussel gewerkt. Hij gaat met brugpensioen – SWT – op 61 jaar. Normaal zou hij verder wettelijk pensioen opbouwen tot de leeftijd van 65.
Dat wil de regering-Michel nu veranderen. De pensioenopbouw voor bruggepensioneerden stopt van zodra ze 45 jaar op hun pensioenteller hebben staan. Daardoor zal Pierre zijn pensioen niet meer berekend worden op de laatste 45 jaar, maar op de eerste 45 jaar van zijn loopbaan. Het loon dat Pierre verdiende toen hij zestien jaar was, was drie keer lager dan zijn loon aan het einde van zijn loopbaan. Bovendien heeft Pierre op zijn achttiende zijn legerdienst gedaan. Ook dat jaar zal nu gebruikt worden om zijn pensioen te berekenen. In totaal zal Pierre meer dan 100 euro bruto per maand verliezen door deze maatregel.
Gaat het om veel mensen?
Kim De Witte. De commissie Pensioenhervorming berekende dat 41,9% van de mannen aan een loopbaan van 45 jaar of meer geraakt, en bij de vrouwen is dat 18,9%. Het gaat dus om veel mensen, die jong zijn beginnen werken, en dan nog veelal in fysiek zware beroepen. De meesten van hen eindigen hun loopbaan in brugpensioen. Voor hen is dat vaak de enige manier om nog een beetje te genieten aan het einde van hun leven. Want wie begint te werken op zijn 16de in de zorg, de industrie of de bouw, wordt heus geen 80 jaar in goede gezondheid.
Er was ook een en ander te doen rond de gelijkgestelde periodes, niet?
Kim De Witte. Klopt. Nu wordt bij bruggepensioneerden het pensioen berekend op basis van je laatste loon. Je betaalt sociale bijdragen op je loon en je bouwt rechten op op basis van jouw loon. Dat is een hoeksteen van onze sociale zekerheid. Nu wil de regering wie werkloos of met brugpensioen is, na één jaar geen pensioen meer laten opbouwen op basis van zijn laatste loon, maar op basis van een soort van minimumloon. Die maatregel kan jou 165 euro pensioen per maand kosten. “Werken belonen”, zegt de regering. Waar het op neerkomt, is dat mensen die veertig jaar gewerkt hebben en met brugpensioen gaan, of mensen die geen werk vinden, bestraft worden.
Heeft de regering die maatregel niet met de staart tussen de benen ingetrokken?
Kim De Witte. Daar is inderdaad veel verzet tegen gekomen. Wij hebben aan de alarmbel getrokken begin augustus. Vanuit het ACV werden 60.000 protestmails verstuurd naar de ministers van Werk en Pensioenen, het ABVV organiseerde een actiedag op 15 september en via de website van de PVDA sloegen meer dan 15.000 mensen alarm. Door al die commotie heeft de regering een stap achteruit gezet. Het bewijs dat sociaal verzet wel degelijk werkt als er voldoende druk ontstaat. De regering heeft een aantal uitzonderingen voorzien, maar niet voor iedereen. Mensen die na een herstructurering met brugpensioen gaan, zullen nog altijd pensioen opbouwen op basis van hun laatste loon. Hetzelfde geldt voor bedrijven in moeilijkheden en voor het brugpensioen ‘zware beroepen’. Maar voor mensen die vrijwillig met brugpensioen gaan of daarvoor in aanmerking komen na een lange loopbaan wordt de maatregel wel doorgevoerd. Ook voor werklozen jonger dan 50 jaar wordt het pensioen verlaagd.
Hoe zit het met het tweede luik waarover u sprak, de zware beroepen?
Kim De Witte. Mensen die een zwaar beroep hebben, kunnen vroeger met pensioen gaan. Daarvoor bestaat een regeling. Doordat het brugpensioen en het vervroegd pensioen steeds strenger worden, zijn er steeds meer mensen die nu zeggen: mijn beroep is te zwaar om te werken tot 67 of zelfs 63, de nieuwe vervroegde pensioenleeftijd vanaf 1 januari 2019. Nu hopen die mensen nog op een uitweg via de erkenning als zwaar beroep, maar de kans is groot dat die hoop de kop wordt ingedrukt. De regering liet al weten dat het geld voor de zware beroepen niet zal stijgen. Er zijn dus meer mensen die een beroep willen doen op de ‘zware beroepen’, maar de enveloppe stijgt niet. De regering probeert de mensen tegen elkaar uit te spelen: “Jullie moeten langer werken om het vroegere vertrek van de mensen met een zwaar beroep te betalen.” Maar dat is een bedrieglijke framing. De betaalbaarheid van onze pensioenen komt helemaal niet in het gedrang door het vroegere vertrek van mensen met een zwaar beroep. (zie verder)
Het derde luik maatregelen betreft de ambtenarenpensioenen. De ambtenaren zouden te veel pensioen krijgen ...
Kim De Witte. Er doen de wildste verhalen de ronde over hoe hoog de ambtenarenpensioenen wel zouden zijn. Dat klopt niet. De laatste serieuze studie daarover zegt dat het gemiddeld pensioen van ambtenaren 1.599 euro netto bedraagt. Postbodes, spoorleggers, gemeentewerkers bij de groendienst ... zij hebben geen hoge lonen en ook geen hoog pensioen. De regering wil die pensioenen nu afbreken tot de armoedepensioenen van werknemers. Net het tegenovergestelde zou moeten gebeuren. De lage pensioenen van werknemers en kleine zelfstandigen moeten omhoog. En de hoge pensioenen van parlementsleden, rechters en topambtenaren moeten omlaag. Sociale zekerheid is niet alleen bescherming tegen armoede, maar ook vervanging van een fatsoenlijk deel van het vroegere inkomen uit arbeid.
Het vierde luik, ten slotte, is het pensioen met punten. De regering zou dat nog voor de kerstvakantie willen invoeren. Kunt u het systeem eens uitleggen?
Kim De Witte. Heel eenvoudig gesteld: je gaat geen pensioen meer opbouwen in euro’s, maar in punten. Nu wordt er elk jaar een welbepaald bedrag op jouw pensioenrekening geschreven. Dat is uitgedrukt in euro’s. De regering moet van die opgebouwde euro’s afblijven, zeggen wij. Men wil dat nu vervangen door punten. Je krijgt dan één punt per gewerkt jaar als je evenveel verdient als de gemiddelde werknemer. Stel dat je 10% minder verdient, dan krijg je 0,9 punten. Als je 10% meer verdient dan dat gemiddelde, dan krijg je 1,1 punt.
Als je 45 jaar hebt gewerkt en het gemiddelde loon hebt verdiend, dan heb je op het einde van je loopbaan 45 punten. En pas dan wordt bepaald hoeveel euro één punt waard is.
Wie bepaalt de waarde van die punten en op basis van welke factoren?
Kim De Witte. Politici zullen beslissen over de waarde van de punten die je hebt opgebouwd. Zij die zelf een pensioen hebben van 6.500 euro per maand zullen gaan bepalen hoeveel wij krijgen. Dat zal afhangen van drie factoren. Ten eerste, hoe hoger de staatsschuld en het tekort op de begroting, hoe lager de waarde van een punt. Ten tweede, hoe langer we leven, hoe lager de waarde van een punt. En ten derde, hoe meer de lonen verder dalen, hoe lager de waarde van een punt, en dus van ons pensioen.
Door de bankencrisis is de staatsschuld met ongeveer de helft gestegen. We zaten bijna aan 70% van ons bbp. We zitten nu terug aan 105%. Die staatsschuld wil de regering nu afschuiven op de gepensioneerden. Het gevolg zal zijn dat niemand nog weet hoeveel pensioen hij of zij juist gaat krijgen. De onzekere sociale zekerheid.
In sommige andere landen bestaat zo’n puntensysteem al.
Kim De Witte. Duitsland heeft dat recent ingevoerd. Met de studiedienst van de PVDA maken we nu al drie jaar een vergelijking van de pensioenen in België en de buurlanden. Wat zien we? Dat België jaar na jaar achteruit gaat, maar Duitsland ook. De kloof tussen België en Duitsland verkleint, niet omdat de Belgische pensioenen stijgen, maar omdat ze in Duitsland sneller zakken.
De regering zegt de lage wettelijke pensioenen in België te zullen aanvullen met hogere private pensioenen.
Kim De Witte. Ja, dat is naast de besparingen een tweede doelstelling van heel de hervorming. Laatst ging ik met mijn vriendin naar de cinema. Maar liefst drie van de vijf reclamespotjes voor de film gingen over pensioensparen. Twee derde van de sociale zekerheid gaat naar zorg en pensioenen. Dat is een grote markt, waar banken en verzekeraars maar al te graag een graantje of twee van meepikken. Maar dat zie je achteraf ook in het geld dat je overhoudt. Private verzekeraars zijn duur. Tot 20 procent van alle premies die je betaalt, ben je kwijt aan het gegraai van de verzekeringsmaatschappijen. Zij nemen dat op onder de vorm van beleggingskosten, beheerskosten, administratiekosten en dergelijke meer. Bovendien zijn de private pensioenverzekeringen ook erg ongelijk. In België gaat 50% van alle stortingen voor aanvullende pensioenen naar 5% van de werknemers. Managers, CEO’s, kaderleden die miljoenen euro’s in hun aanvullend pensioenplan steken, met alle fiscale en sociale voordelen van dien, terwijl gewone werknemers en kleine zelfstandigen moeten krabben om enkele duizenden euro’s bijeen te sparen. Tot slot zijn de private pensioenen ook onzeker. Private spelers kunnen failliet gaan. Dat is hier al gebeurd, hè. Denk maar aan de aanvullende pensioenverzekeraar APRA Leven enkele jaren geleden. Duizenden werknemers bleven met lege handen achter.
Moeten de jongeren zich zorgen maken om de pensioenen? Voor velen is dat pensioen misschien “iets voor later”.
Kim De Witte. Ze hebben er toch alle belang bij om nu ook op straat te komen voor een goed pensioen, hoor. Ten eerste verhoogt de jeugdwerkloosheid als ouderen langer aan het werk blijven.
Ten tweede is het zo dat de rusthuizen steeds duurder worden, en voor de meeste mensen veel duurder dan het pensioen dat ze krijgen, waardoor de kinderen vaak moeten bijspringen. De CD&V heeft al een wetsvoorstel ingediend dat het OCMW bij de kinderen moet aankloppen om het rusthuis te betalen.
Ten derde zegt de regering dat ze de pensioenen wil veiligstellen voor de toekomst, maar van veiligstellen is eigenlijk helemaal geen sprake. Iedereen moet langer werken voor minder pensioen. Dat is afbraak. En het zijn in de eerste plaats de jongeren die daarvan het slachtoffer zijn. Mensen werken hard in België. Ze willen dan ook wat rust in goede gezondheid op het einde van hun leven. Dingen doen die ze zelf graag doen: hobby’s, reizen, wat voor de kleinkinderen zorgen. Maar dat veronderstelt dat men tijdig kan stoppen met werken en dat men ook een degelijk pensioen heeft. Die twee zaken liggen onder vuur. Als we niet allemaal heel luid alarm slaan, dan kunnen we wel eens wakker worden in een wereld waarbij iedereen zich moet slepen tot aan zijn pensioen om dan nog te genieten van een hele korte oude dag, tussen mensen die afgeschreven zijn, die enkel nog als een last, een kost beschouwd worden in een rusthuis waar je om 18.00 u. het bed in moet.
Wat stelt de PVDA dan voor?
Kim De Witte. Wij willen fatsoenlijke pensioenen. Mensen die hun leven lang gewerkt hebben, hebben recht op rust en een fatsoenlijk inkomen. Wij zijn voor het behoud van de wettelijke pensioenleeftijd op 65, de vervroegde pensioenleeftijd op 60 en de brugpensioenleeftijd op 58. Wij willen ook de pensioenen optrekken naar 75% van het gemiddeld inkomen, met een minimum van 1.500 euro.
Hogere pensioenen zijn wel degelijk betaalbaar. Dat bewijst Oostenrijk. De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen ligt daar nog steeds op 60 en voor mannen op 65. En de pensioenen liggen er 50% hoger dan bij ons.
Hoe doen ze dat?
Kim De Witte. Zij investeren gewoon meer in de pensioenen. Elke euro die je steekt in hogere pensioenen wordt bijna volledig omgezet in binnenlandse koopkracht. Van elke euro die je investeert in de taxshift, ben je de helft kwijt, omdat dat naar buitenlandse aandeelhouders gaat.
In Oostenrijk liggen de sociale bijdragen op de lonen voor de financiering van de pensioenen een stuk hoger – 22% versus 16% bij ons. Er zijn ook meer mensen aan het werk. Dat lukt omdat er systemen zijn die werkbaar werk concreet maken. Zo is er de populaire Oostenrijkse Altersteilzeit. Met de Altersteilzeit kunnen mannen vanaf hun 58ste vijf jaar lang deeltijds gaan werken in een eindeloopbaanparcours. Vrouwen kunnen dat zelfs vanaf hun 53ste. De arbeidstijd wordt dan met 40 tot 60% verminderd, ofwel via een permanente arbeidstijdverkorting – bijvoorbeeld een 20-urenweek in plaats van een 40-urenweek –, ofwel door die verminderde arbeidstijd op te sparen en daarmee de pensioenleeftijd te vervroegen. Eerst betalen de werkgevers dan een looncompensatie a rato van de helft van het loonverschil, inclusief de socialezekerheidsbijdragen. Daarna betaalt ook de overheid deels die kosten.
Een vorm van de Altersteilzeit is, vanaf 62 jaar, het Teilpension. De bijdragen voor de sociale zekerheid en voor de pensioenrechten worden dan voor 100% op basis van het laatste volledige loon berekend.
De foute cijfers over uw pensioen
“Er wordt in het pensioendebat erg eenzijdig omgesprongen met de feiten”, zegt Kim De Witte. Er wordt te veel gefocust op de gepensioneerden, terwijl je de hele sociale zekerheid als één gehele moet bekijken. En men moet ook eens kijken naar de inkomstenzijde.
Kim De Witte. Ten eerste focust men enkel op de pensioenen, zonder te kijken naar de andere pijlers van de sociale zekerheid. Men zegt altijd: er is nu één gepensioneerde per vier actieven. Dat gaat evolueren naar één gepensioneerde per twee actieven. Deze cijfers zijn niet alleen overdreven, maar ook bedrieglijk. Je moet niet alleen de gepensioneerden meerekenen, maar ook de kinderen, de arbeidsongeschikten, de werklozen. Als je kijkt naar het totale aantal niet-actieven ten opzichte van het totale aantal actieven, dan zit je nu aan 1,44 niet-actieven per actieve – 4 miljoen werkenden tegenover 7 miljoen niet-werkenden in België. Die ratio gaat tegen 2060 evolueren naar 1,56 niet-actieven per actieve. Dat is iets meer, maar zeer doenbaar. De discussie is dus hoe we met de actieve bevolking de niet-actieve bevolking gaan dragen. Door enkel te focussen op die ouderen krijg je een eenzijdig en zelfs leugenachtig beeld.”
De inkomstenzijde
“Ten tweede praten de studies van de Wereldbank, de OESO, het IMF, de Europese Commissie constant over de kosten van de vergrijzing, maar zwijgen ze in alle talen over de inkomsten van de sociale zekerheid. Iedereen die een huishouden runt, weet dat hij rekening moet houden met uitgaven én inkomsten. Aan de inkomstenzijde zijn er immense verschuivingen. Waar vroeger circa 80% van de inkomsten van de sociale zekerheid uit sociale bijdragen kwam, en zo’n 20% uit belastingen, is dat helemaal verschoven. Er komt nog maar 50% uit sociale bijdragen. Iets meer dan een kwart komt van de btw en accijnzen en dan nog 20% door een staatstoelage.
De werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zijn door de tijd serieus gedaald. Sinds 1980 is het aandeel van werkgeversbijdragen in het bbp met 5% gedaald. Doorheen de tijd zie je dat geld dat vroeger naar de sociale zekerheid ging, nu naar de dividenden en tantièmes voor aandeelhouders en bedrijfsleiders gaat. Dat is de kern van het debat: hoeveel van de nationale rijkdom geven we aan de mensen en hoeveel geven we aan die kleine groep van aandeelhouders? Als we dat debat niet voeren, dan worden niet alleen de pensioenen onbetaalbaar, maar ook de ziekteverzekering, het onderwijs en het openbaar vervoer. Dat is een hellend vlak naar meer ongelijkheid.”
Pensioenparcours van regering-Michel
• Werken tot 67 jaar. Hoewel het in geen enkel partijprogramma stond, was dit meteen de eerste radicale beslissing van de regering-Michel.
• Vervroegd pensioen pas vanaf 63 jaar. Tenminste als je 42 jaar voltijds werkte ...
• Brugpensioen pas vanaf 62 jaar. Slechts een beperkt aantal werknemers kan nog met brugpensioen vanaf 59 jaar.
• Landingsbanen ingekort. Het algemeen stelsel vertrekt nu vanaf een leeftijd van 60 jaar in plaats van 55 jaar.
• Pensioenbonus afgeschaft. Wie vrijwillig langer bleef werken dan 62 jaar of 44 loopbaanjaren, kreeg een extraatje. Dankzij de regering-Michel niet meer.
• Periodes in werkloosheid of brugpensioen = minder pensioen. Wie een jaar of langer in werkloosheid of brugpensioen belandde, wordt levenslang gestraft door minder pensioen.
• Jongerenstages tellen nog maar beperkt mee. Stages, opleidingen en wachttijden worden geplafonneerd tot 312 gelijkgestelde dagen.
• Deeltijdse tewerkstelling minimaal berekend. De aanvullende vergoeding voor onvrijwillige deeltijdse werknemers telt voortaan slechts als een minimumrecht. Dit treft vooral vrouwen.
• Overlevingspensioen pas vanaf 55 jaar. De overlevende partner kan pas beroep doen op een overlevingspensioen vanaf 55 jaar.
Dit artikel komt uit het magazine Solidair van november 2017. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.