Bij de staking van komende maandag zullen heel wat ogen gericht zijn op Antwerpen. Meer bepaald op de havenarbeiders. Na het gewelddadige einde van de betoging van 6 november in Brussel heerst immers de idee dat de jongens van de haven altijd wel garant staan voor de nodige heibel. Een spijtige zaak, vindt havenarbeider Ivan Heyligen. We praten met hem over het werk in de haven, de risico’s van de job en wat de dokwerkers vandaag zo woedend maakt.
Sinds 2008 werkt Ivan Heyligen in de Antwerpse haven. Tot zijn grote spijt is hij daar niet veel eerder aan de slag gegaan, zo graag doet hij zijn job. Als dekman zorgt hij voor een goede coördinatie tussen het werk van de mannen in het scheepsruim en dat van de kraanman hoog in zijn cabine.
De jongste dagen verdiept Ivan zich in “Kapitaal in de 21ste eeuw”, de vuistdikke bestseller van de Franse econoom Thomas Piketty. “Een havenarbeider die zo’n turf over economie leest, daar staan mensen van te kijken”, zegt Ivan. “Het past niet in het clichébeeld dat ze doorgaans hebben van ons.” Mythes over de havenarbeiders zijn er meer dan genoeg. En die wil Ivan maar al te graag een stuk nuanceren.
Ivan Heyligen. De wereld van de dokwerkers wordt vaak geromantiseerd. Maar de mensen weten niet hoe het er bij ons echt aan toe gaat. Hoe bijvoorbeeld het aanwervingssysteem in mekaar zit, wat “het kot” is, wat de voormannen daar komen doen, wat er allemaal gebeurt op de kades. Voor een buitenstaander is dat allemaal moeilijk te begrijpen. Het is dan ook logisch dat mensen zich vragen stellen bij het statuut van de havenarbeider en de wet Major. Waarom is dat allemaal zo belangrijk? Daar bovenop komt nu nog eens de negatieve berichtgeving over ons sinds de betoging van 6 november. Ik kan wel begrijpen dat de havenarbeiders in de publieke opinie een stuk sympathie verloren hebben.
Ben je gevoelig voor de manier waarop die publieke opinie naar jullie kijkt?
Ivan Heyligen. In 2006 was er in Straatsburg een Europese staking van havenarbeiders. We protesteerden toen tegen de liberaliseringsplannen die op tafel lagen voor de havensector. Onder druk van die betoging heeft het Europees parlement een stap terug gezet. Ik werkte toen zelf nog niet in de haven, maar was er bij als buschauffeur. Ik herinner me nog goed dat we bij onze terugkeer enthousiast onthaald werden. De mensen zeiden ons toen: jullie hebben dat ongelooflijk goed gedaan, jullie komen nog echt op voor jullie job. Er was toen enorm veel respect voor ons. Nu hoor je een heel ander verhaal.
Kijk, die baldadigheden van 6 november hadden gewoon niet mogen gebeuren. Een politiemotor en auto’s vernielen, dat is niet de goede manier om actie te voeren. Maar het is duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor de rellen in de media eenzijdig bij de havenarbeiders wordt gelegd. Dat klopt niet. Er liggen ook verantwoordelijkheden bij de NMBS en bij de politie. En er waren onmiskenbaar ook infiltraties door obscure relschoppers, die gekleed in het plunje van havenarbeider hun kans grepen om loos te gaan.
Dat er dokwerkers bij de gewelddadigheden betrokken waren, is zeker waar. Maar we waren die dag in Brussel met 1500 present. Het ging dus om een klein deel daarvan. Ik hoop dat deze jongens nu duidelijk begrijpen dat ze op die manier voor iedereen het krediet verspeeld hebben.
Het wereldje van de havenarbeiders lijkt erg op zichzelf te staan. Hoe kom je daar eigenlijk terecht?
Ivan Heyligen. Dat wij een gesloten groep zijn, is een van de meest hardnekkige mythes. Men zegt vaak: als je vader niet aan de dokken gewerkt heeft of geen voorman is geweest, dan kom je er niet in. Ik ben het levende bewijs van het tegendeel. In mijn familie heeft nooit iemand in de haven gewerkt. Het probleem is dat de meeste mensen de weg niet kennen.
Het eerste wat je moet doen, is naar het kantoor van een van de havenvakbonden gaan en je daar registreren. Je komt dan op een wachtlijst. Na verloop van tijd word je uitgenodigd om psycho-technische proeven af te leggen. Niet bepaald van de poes. Ze dienen om uit te maken wat voor persoonlijkheid je hebt, of je logisch kan redeneren, of je de taal voldoende machtig bent. Taalkennis is in de haven echt belangrijk, omwille van de veiligheid. Als er vier mannen beneden in het ruim van een schip staan en de dekman roept “jongens, onderuit!”, dan is het van levensbelang dat iedereen dat begrijpt.
Als je geslaagd bent voor de psycho-technische proeven, volg je een opleiding van drie weken aan het opleidingscentrum voor havenarbeiders. Eigenlijk word je drie weken lang getraind in veiligheidsmaatregelen, zowel theoretisch als praktisch. Aan het eind van die opleiding leg je een examen af. Als je daarin slaagt, volgen twee weken stage. In die twee weken is het belangrijk je ogen en oren open te trekken. De praktijk is immers de beste leerschool. En zo rol je er vanzelf in.
Het is gek dat niet meer mensen de weg naar de haven vinden. De haven van Antwerpen is een van de grootste werkgevers. In Borgerhout bijvoorbeeld is er heel veel werkloosheid, zeker bij allochtonen. Hoe komt het dat zij niet meer kansen krijgen om aan de dokken te beginnen?
N-VA verwijt jullie racisme. “Geen bruin smoelen aan ‘t kot”, dat zou het motto van de havenvakbond zijn.
Ivan Heyligen. Of je Belg, Roemeen, Pool, Marokkaan of Turk bent, dat maakt voor ons niets uit. Wij hebben er geen enkel probleem mee dat mensen van andere origine in de haven werken. Voor ons mogen die mensen er allemaal zijn. Maar er zijn nu eenmaal een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Je moet toch een beetje technisch onderlegd zijn en de taal minimaal beheersen. Maar er lopen genoeg mensen rond die daaraan voldoen. Als ik in Borgerhout over straat loop, dan hoor ik heel veel Nederlands spreken. Dat kan echt het probleem niet zijn.
Fernand Huts, ceo van Katoennatie, heeft ooit in de media beweerd dat er in de haven geen vrouwen werken. Dat is onzin, die zijn er zeker wel. Hij zegt dat alleen om ons in een slecht daglicht te plaatsen, om de indruk te wekken dat wij geen vrouwen en “bruin smoelen” aan ‘t kot willen zien. Dat is een leugen. Meneer Huts heeft duidelijk zijn pionnen in de media. Hij zet die in om een campagne te voeren die erop gericht is het statuut van de havenarbeider kapot te maken.
Waarom wil hij dat zo graag?
Ivan Heyligen. In de haven heb je twee groepen werknemers. Er is enerzijds het algemene contingent, waar ik toe behoor, en anderzijds is er het logistieke contingent. De mensen van het logistieke contingent werken niet aan de kade maar in magazijnen. Hun loon bedraagt 66 % van het loon van iemand die tot het algemene contingent behoort.
In het bedrijf Logisport, zusterbedrijf van Katoennatie, is Fernand Huts wettelijk verplicht om met mensen uit het logistieke contingent te werken. Maar hij lapt daar systematisch zijn laars aan. Er zijn bijvoorbeeld duidelijke regels over het aantal interims dat je tewerk mag stellen. Maar meneer Huts vindt dat al die regels de uitbreiding van zijn bedrijf in de weg staan. In de media maakt hij er een karikatuur van: “Ik heb toch geen dokwerkers nodig om BH’s in een plastic zakje te steken?” Huts wil het statuut van logistiek havenarbeider liever zien verdwijnen, omdat hij dan veel goedkopere werkkrachten kan inhuren, mensen die bij wijze van spreken gratis werken en die hij op elk moment zomaar buiten kan gooien.
Meneer Huts werkt bijvoorbeeld veel met allochtone werkkrachten. Hij pakt daar graag mee uit. Maar hij weet heel goed weet dat deze mensen zwak staan in de maatschappij. Ze komen vaak uit een kansloze situatie en krijgen plots werk aangeboden waarvoor ze 1100 à 1200 euro per maand krijgen. Met Sinterklaas en Pasen mogen ze met hun kinderen naar een groot feest komen, waar cadeautjes uitgedeeld worden. Zo worden ze gemotiveerd. Maar we weten ook dat meneer Huts op de feestjes die hij frequenteert, feestjes in de wereld van de haute-finance, bijzonder smalend doet over zijn werknemers.
Als Fernand Huts het statuut van de havenarbeiders aanvalt, dan is dat doodeenvoudig om meer winst te maken. Bij Logisport moeten daarom de logistieke havenarbeiders weg. En dan moet natuurlijk ook het statuut van de algemene havenarbeider verdwijnen, zodat hij zijn mensen voor een schamel loon van 1100 à 1200 euro ook goederen kan laten laden en lossen.
Welke concrete gevolgen zou de uitholling of afschaffing van jullie statuut en de wet Major hebben?
Ivan Heyligen. Kijk naar wat er gebeurt is bij de scheepsherstelling. Daar hadden de mensen vroeger ook verschillende beroepscategorieën en een duidelijk statuut. Je had puntlassers, gewone lassers, mannen die met de snijbrander werkten. Zij hadden ook een aanwervingslokaal. Er was een gelijkaardig systeem van sociale bescherming.
In de jaren ’80 is men de statuten van die mensen stelselmatig beginnen aanvallen. Hun sociale verworvenheden werden afgebroken. Men heeft de sector dan te grabbel gegooid aan de privé. Er zijn Nederlandse en Italiaanse firma’s opgesprongen. Wat toen gebeurd is, dat zijn ware maffiapraktijken. Ze hebben er als het ware een rietje ingestoken en er de laatste druppel bloed uitgezogen.
Op politiek niveau werd beslist om die mensen hun statuut af te schaffen, zogezegd omdat het arbeidsvernietigend zou zijn. Het was zogezegd om de job van scheepshersteller te redden. Maar ga vandaag eens kijken aan de grote containerterminals. Op de pontons naast de grote containerreuzen werken nu Polen, Roemenen en Bulgaren aan een loontje van zeven euro per uur, veertien uur aan een stuk. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Nu zegt men dat de job van lasser een knelpuntberoep is. Oud-scheepsherstellers geraken niet meer aan een job. Het is vandaag gewoon goedkoper om in Polen een arbeider op het vliegtuig te zetten en hem hier te laten werken aan een hongerloon dan een werkloze van hier aan een fatsoenlijk betaalde job te helpen. Dat kan toch niet het Europa zijn waar we naartoe willen?
Als Europa haar wil doordrijft en onze regering gaat de wet Major aanpassen of afschaffen, dan is het voor ons naar de knoppen. Dan krijgen we ook bij ons sociale dumping. Daar gaat het over, over goedkope werkkrachten, ten koste van ons. Het is dan toch logisch dat wij in verzet gaan? Het gaat over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen, over het huis dat we afbetalen, over ons inkomen.
Het statuut van havenarbeider en de wet Major hebben veel te maken met veiligheid. Daarbij vragen mensen zich toch vaak af: is die veiligheidskwestie nu echt zo’n punt?
Ivan Heyligen. Het is inderdaad zo’n belangrijk punt. Probeer het u concreet voor te stellen. Er is het schip en er is een kraan. Die kranen kunnen makkelijk tot 100 ton oppakken. Op een shift van acht uur tijd laden we soms 3000 ton. Die 3000 ton wordt gesplitst in verschillenden liften. Eén lift is één beweging van de kraan over en weer.
Hoe zwaarder de lift, hoe groter en zwaarder de kettingen ook worden. We spreken dan over kettingen van een vuist dik, acht tot tien meter lang. Die worden door een vorkheftruck in een bak aangebracht. Je moet die kettingen er dan uithalen. Ondertussen komt de bol van de kraan dichterbij. Er zijn bepaalde technieken om zo’n ketting te hanteren en ze in de bol van de kraan te gooien.
Vaak moeten we ook een metalen ring van 70 kilo aan de bol bevestigen, of die er weer afhalen. Meestal doe je dat met twee, maar soms ook alleen. Als je al de technieken om met dat zware materiaal om te gaan niet beheerst, dan zit je binnen de kortste keren thuis met rugproblemen, of met een geplette duim of verbrijzelde voet. Zo’n kraanbol is gigantisch groot en weegt zo’n vijf ton. Als de kraanman één verkeerde beweging maakt en ik kom tussen de bol en de muur terecht, ben ik er geweest. De kraanmannen moeten dus heel precies kunnen werken. Zo zijn er talloze dingen waar we moeten op letten om toch maar niet gekwetst te raken.
Als ik op het dek sta, staat de motor van de kraan heel de tijd in mijn rug te loeien. Dat gaat door merg en been. Als dekman kan ik geen oordoppen dragen. Zestien meter lager, in het ruim, staan er mannen voortdurend te roepen, ik moet die kunnen verstaan. Ik ben onlangs nog op controle geweest en bepaalde frequenties hoor ik al niet meer.
De statistieken laten zien dat de Antwerpse haven een van de weinige werkplaatsen is waar enorm veel dodelijke slachtoffers vallen. Dit jaar hebben we weer drie mannen verloren. Op een periode van tien jaar hebben wij zo’n vijftig collega’s moeten afgeven. Het is absoluut verantwoord dat wij een goed statuut hebben en dat we ook een goed loon krijgen.
Iedereen die wat smalend doet over ons statuut zou eigenlijk eens mee naar de dokken moeten gaan om te kijken, al was het maar één dag. Het begrip zou snel groeien. In het verkeer heb je tussen bepaalde uren de zogenaamde spits. Op de kade is het 24 uur op 24 spits. Daar kan je geen ongeschoolde mensen laten rondlopen.
Op maandag 24 november staken jullie mee. Welke boodschap heb je voor onze politici?
Ivan Heyligen. Bij politici hoor ik altijd dat de havenarbeid toch wel een stuk flexibeler moet kunnen. Maar die flexibiliteit is er al. Die mensen kennen helemaal niets van de dokken. Dat ze eens een paar weken komen meedraaien, dan zouden ze misschien weten wat het is.
Bovenop de vraag naar meer flexibiliteit komen natuurlijk ook nog eens alle andere maatregelen die de regering wil nemen. Ze willen aan ons dopgeld zitten, we moeten tot 67 gaan werken,... Zie je het al gebeuren, allemaal met een rollator aan de dokken? Het is toch logisch dat we pissig zijn?
Het resultaat is dat de dokwerkers van 52 of 53 jaar nu proberen om nog snel met brugpensioen te gaan, zolang het nog kan. Hun kennis gaat dus verloren. Van wie gaan de jonge mannen het nog moeten leren? De statistieken van werkongevallen zullen alleen maar omhoog gaan.
Alexander De Croo (Open Vld) zei laatst op televisie dat we allemaal in hetzelfde bad zitten: de rijken, de werkende klasse, de middenklasse... Dat klopt, er is inderdaad een bad. Maar de rijken gaan er eerst in. Zij wassen zich in proper water met een groot stuk zeep. En wie na hen komt, mag zich wassen in het vuil water dat zij hebben achtergelaten. De mensen die sociaal zwak staan, die niet aan een job geraken, die mogen zich wassen in vuil en smerig water met nog een morzel achtergelaten zeep. We leven vandaag onder een regime dat armoede creëert. Vroeger mochten mensen vanaf 65 gratis met bus en tram rijden, nu pakken ze dat af. Een schande. En dan zeggen ze dat ze niet aan de koopkracht van de mensen zitten.
Bij mensen als Fernand Huts, die bijvoorbeeld heel veel geld hebben verdiend aan hun enorme plantages zonnepanelen, daar moet de winst afgeroomd worden. Niet bij de kleine particulier die een paar zonnepanelen op zijn dak heeft liggen en daarvoor heeft moeten lenen. De regering heeft de kast opengetrokken en er is een lijk uitgevallen met een zonnepaneel in de handen. Akkoord dat het de vorige regering was die daar verantwoordelijk voor is. Maar het is de politieke keuze van déze regering om de putten te laten vullen door de gewone mensen.
Van mij mag iedereen goed boeren, maar extreme rijkdom leidt nu eenmaal tot onaanvaardbare ongelijkheid. Het gaat over de return on society. Bij Fernand Huts bestaat dat gewoon niet meer. Het enige waar die man mee bezig is, is geld oppotten zodat zijn kinderen later een onmetelijk kapitaal kunnen erven.
Je blijft ondanks alles een trotse havenarbeider. Wat trekt je zo aan in je job?
Ivan Heyligen. De vrijheid die wij hebben. Ik ga elke dag naar ‘t kot om te kijken wat voor werk er is. Ik kan dan kiezen waar ik zin in heb. Als we dat willen, kunnen we ook in het weekend werken. Die grote vrijheid spreekt me enorm aan. Maar ik vrees dat men ons een deel van die vrijheid gaat afpakken.
Wat bijvoorbeeld in het verschiet ligt, is de invoering van de elektronische aanwerving. Nu is iedereen fysiek aanwezig bij het aanwervingslokaal: de dokwerkers, voormannen, vakbondsmensen. De voormannen staan daar op een brug met het werkaanbod - een beetje zoals vroeger, de bazen kijken neer op het werkvolk. De vakbondsmensen staan ook op die brug en houden alles in de gaten. Er lopen ook mensen van de RVA rond.
Wij hebben daar een grote controle over. Als er een voorman is die het uithangt, dan wordt die onmiddellijk aangepakt. Soms proberen ze bijvoorbeeld wel eens aan vriendjespolitiek te doen. Dan pakken wij die kerel aan. De vakbonden komen er dan ook onmiddellijk bij. Dat is dus een sterke vorm van sociale controle. Iedereen weet dat en dus houden de meeste mensen zich doorgaans ook wel aan de regels.
Nu wil men dat allemaal elektronisch maken. Mogelijk zullen we straks in een zaaltje vol computers moeten inloggen en zo zien waar er gewerkt kan worden. Veel dokwerkers vrezen dat de computer gaat beslissen waar ze moeten werken. Dat is een inperking van hun vrijheid.
Ik vrees ook dat men via die elektronische weg de solidariteit onder de dokwerkers wil breken. Het zal waarschijnlijk ook mogelijk worden om de aanwervingsprocedure thuis vanuit je luie zetel te doen. Er zal dan veel minder volk naar ‘t kot komen, wat de solidariteit ondermijnt. Het gaat echt om een machtsverhouding. Eigenlijk zijn wij nu baas. Wij bepalen wat er gebeurt. We hebben een sterke vakbond, een sterk wapen. Als er ergens een inbreuk is op onze codex, dan wordt de vakbond onmiddellijk opgetrommeld en is het ambras op de kaai. En dat zijn de bazen meer dan beu.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.