100 jaar Russische revolutie | Dagen die de wereld deden wankelen
Honderd jaar geleden, in 1917, waren er in Rusland kort na elkaar twee revoluties: een in februari en een in oktober. De eerste leidde tot het afzetten van de tsaar, tot de scheiding van kerk en staat, en tot het algemeen stemrecht. De tweede kwam recht uit het volk en bracht de communisten (de bolsjewieken) aan de macht. Het volk wilde een andere samenleving en daarvoor moest de gevestigde orde – kapitalistisch en in Rusland nog grotendeels feodaal – omvergeworpen worden. Het was het begin van een eerste poging om het socialisme op te bouwen. Dat was nog nergens anders ter wereld gebeurd. Die onderneming, met al haar verwezenlijkingen maar ook met ernstige fouten, drukte haar stempel op de geschiedenis van de 20ste eeuw. In welke context vond deze revolutie plaats? Hoe verliep ze? Welke invloed had ze bij ons en over de hele wereld?
Moordende wereldoorlog leidt tot wereldwijde golf van opstanden
Om de Oktoberrevolutie van 1917 te begrijpen, moet je ook de internationale situatie van die tijd kennen. Het was een tijd waarin de Eerste Wereldoorlog net was uitgebroken, heel Europa belandde in een diepe crisis en over het hele continent waren er opstanden en revoluties, die uiteindelijk het einde van de oorlog zouden inluiden.
In augustus 1914 begon WOI met een gigantische confrontatie tussen twee machtsblokken. Aan de ene kant stonden het Britse rijk, Frankrijk en tsaristisch Rusland. Aan de andere kant het Duitse keizerrijk, Oostenrijk-Hongarije en het (Turks) Ottomaanse rijk.
De socialisten van die tijd – verenigd in de Tweede Internationale – hadden vóór 1914 goed door wat er aan de hand was. Ze zagen dat er een wereldoorlog aan kwam en dat die bewust werd uitgelokt door de grootmachten om de controle te verwerven over de afzetmarkten op alle continenten. Er was geen enkele socialist die eraan dacht de oorlog te steunen. Ze zeiden allemaal dat ze in het parlement nooit de oorlogskredieten zouden goedkeuren om die oorlog te voeren.
Toch waren er verschillende standpunten. De Duitse, Belgische, Franse en Britse socialisten en een deel van de Russische socialisten (de mensjewieken) vonden dat hun landen zich buiten de oorlog moesten houden en de vrede moesten verdedigen.
Een ander deel van de Russische socialisten (de bolsjewieken, onder de leiding van Lenin) meenden dat dat niet ver genoeg ging. De enige manier om een einde te maken aan de wereldoorlog, zo stelden zij, was door het kapitalistische systeem omver te werpen. Als de oorlog zou uitbreken, was het volgens hen zaak de soldaten en de arbeiders op te roepen de wapens op te nemen tegen hun eigen regering in plaats van tegen de arbeiders van andere, zogezegd “vijandige” landen.
Maar toen de oorlog in 1914 effectief uitbrak, keurde de overgrote meerderheid van de socialistische leiders de oorlogskredieten toch mee goed. Ze riepen de arbeiders zelfs op om aan de zijde van hun regeringen ten strijde te trekken tegen de arbeiders van vijandige landen. Alleen de bolsjewistische partij van Lenin en enkele minderheidsstromingen in de andere landen verzetten zich tegen de oorlog.
Drie jaar later blijkt dat de oorlog niet snel voorbij zal zijn, zoals werd voorspeld. Tientallen miljoenen mensen waren gesneuveld of gewond geraakt in de loopgraven. Het volk in de oorlogvoerende landen had er genoeg van en wilde dat er een einde kwam aan de slachtpartij en de honger. Maar de politieke leiders in die tijd wilden of konden niet aan die wens voldoen. Erger nog, de oorlog sleepte aan zonder dat er een doorbraak kwam, wat de generaals ertoe aanzette nog meer geweld, barbarij en brutaliteit te gebruiken.
Aan Franse zijde braken muiterijen uit over de hele lengte van het front. De soldaten konden het niet meer aan. Er waren 200.000 doden gevallen bij het offensief van de Chemin des Dames, de levensomstandigheden in de kou en in de modder waren verschrikkelijk ...
Tal van soldaten verwondden zichzelf om weg te kunnen van het front. Sommigen weigerden nog mee te doen aan nieuwe aanvallen. “À bas la guerre”, weg met de oorlog, klonk het overal. Honger en alle soorten ontberingen zetten ook de burgerbevolking aan tot opstand.
Zulke bewegingen ontwikkelden zich ook bij andere Europese legers. Ook aan Duitse kant. Daar was de slagzin: “Wij vechten niet voor het vaderland. Wij vechten niet voor God. Wij vechten voor de rijken. De armen worden afgeslacht.” Het was overal hetzelfde: het gewone volk kon het niet meer aan en de elite wist hoe langer hoe minder hoe ze eruit moest geraken.
Een internationale revolutionaire golf
In de landen die betrokken waren in het conflict, leidde al dat geweld ertoe dat de eenheid tussen establishment en brede lagen van de bevolking op de helling kwam te staan.
In 1917 ontstond een revolutionaire beweging onder de soldaten aan het front, in de arbeidersvakbonden en linkse partijen in verschillende landen. Ze konden het niet meer aanzien dat de machthebbers de slachtpartij niet konden of wilden stoppen. Die revolutionaire golf zou de oorlog een halt toe roepen.
De golf ontstond in Groot-Brittannië, met de wilde staking van de arbeiders van Clyde (dicht bij Glasgow in Schotland) en later die in Liverpool.
In Italië ontstonden verschillende politieke en sociale bewegingen. In Rusland was er in 1916 een algemene staking onder de arbeiders van Petrograd, een soort voorspel voor de revolutie van 1917. In Duitsland was er een hele golf van stakingen in 1917. In Frankrijk was er in mei 1917 de arbeidersstaking.
Na een muiterij op de Duitse oorlogsvloot in Kiel verspreidde de onlust zich op 30 oktober 1918 als een lopend vuurtje. Op 8 november werden in alle grote steden van het land arbeidersraden georganiseerd. Op 9 november brak in Berlijn de revolutie uit en werd keizer Wilhelm afgezet. De sociaaldemocraat Friedrich Ebert vormde de nieuwe regering, maar kwam wel met de legertop overeen dat er moest gestreden worden tegen het bolsjewisme. De beslissing om op 11 november 1918 de wapenstilstand te tekenen werd dan ook genomen om de revolutionaire beweging de wind uit de zeilen te nemen.
Ondertussen zag een revolutionair comité het levenslicht, met als doel in Duitsland een Sovjetrepubliek op te richten. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg leidden de opstand. De sociaaldemocratische regering antwoordde met het oprichten van “vrijkorpsen”, contrarevolutionaire paramilitaire milities om de revolutie in de kiem te smoren. Ze vermoordden honderden mensen, onder wie Luxemburg en Liebknecht.
In 1919 en 1920 werd Italië dooreengeschud door een echte revolutionaire crisis. Vooral op het platteland was er veel sociale opstand. In veel bedrijven ontstonden fabrieksraden, naar het voorbeeld van de sovjets. De beweging slaagde er niet in om door te breken, maar de schrik zat er wel goed in bij de hoge burgerij. Die besliste daarop de fascisten financieel te steunen. Zo werd de weg geplaveid voor de machtsgreep van Mussolini twee jaar later.
Ook in het Oostenrijks-Hongaarse rijk leidde een grote stakingsbeweging tot het aftreden van de keizer (Karel I). Daarop werd Hongarije van 21 maart tot 6 augustus 1919 een Sovjetrepubliek, geleid door de communist Béla Kun. Maar die werd door de reactionaire krachten in bloed gesmoord.
In die context van opstanden en revoluties op het heel Europese continent voltrok zich in Rusland de Oktoberrevolutie.
Februari 1917 | Februarirevolutie werpt het rijk van de tsaar omver
In Rusland is het tsarisme een feodale, middeleeuwse en absolute macht. Het regeert over een bevolking die vooral uit boeren en analfabeten bestaat. De sociale ellende is verschrikkelijk en begin 1917 komt daar nog eens de slachting van de oorlog bovenop.
In het begin van de 20ste eeuw leefden de boeren in Rusland in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van de boeren in Frankrijk en België in de 14de eeuw. Onder tsaar Nikolaas II was de landadel de heersende klasse: 30.000 grondbezitters bezaten even veel land als 10 miljoen boerenfamilies. Al in het begin van de 20ste eeuw braken honderden boerenopstanden uit. De politie en het leger van de tsaar sloegen die telkens genadeloos neer. De arbeidersklasse werd op meedogenloze wijze uitgebuit.
Maar de sociale situatie in Rusland verslechterde nog met de oorlog. 2,5 miljoen Russen verloren het leven. Vanaf 1916 braken muiterijen uit, en het aantal deserteurs liep op tot 1 miljoen. Achter het front braken stakingen uit.
In februari 1917 startte in Petrograd (destijds de hoofdstad van Rusland en het huidige Sint-Petersburg) een nieuwe protestbeweging. Die begon in de wapenfabriek van Poutilov, het grootste bedrijf van de stad. De fabriek werd gedwongen te sluiten en de voedselbevoorrading voor de arbeiders viel stil. Duizenden arbeiders werden technisch werkloos en stonden op straat. Op 23 februari (8 maart volgens onze kalender) trokken verschillende optochten van vrouwen door de straten. Ze hadden er genoeg van urenlang aan te schuiven voor de bakkerijen en eisten brood.1
De economische eisen – “Brood en werk!” – staken een protestbeweging in gang. Aanvankelijk was daar niets revolutionairs aan, maar de volgende dag al breidde de beweging zich uit. De manifestanten bewapenden zich door politiekantoren te plunderen. Op 25 februari 1917 was de staking algemeen. De slogans waren op steeds meer plaatsen te horen en werden met de dag radicaler: “Weg met de oorlog!”, “Weg met de autocratie!” Het kwam herhaaldelijk tot confrontaties met de politie, waarbij aan beide kanten doden en gewonden vielen. Op 26 februari viel de menigte de stad binnen. Rond de middag openden de junkers (leerling-officieren) het vuur, met 150 doden tot gevolg. De tsaar riep de staat van beleg uit, maar in de nacht van 26 op 27 februari, kwamen de elitetroepen in opstand. Ze konden het niet meer aan dat ze moesten schieten op hun broeders, de arbeiders. Een paar dagen later, op 3 maart 1917, stortte het Russische Ancien Regime ineen als een kaartenhuisje. Het was het einde van het rijk van de tsaren.
1. Ter ere van deze manifestatie riep Lenin in 1921 8 maart uit tot de internationale dag van de strijd voor vrouwenrechten. De dag werd in 1977 erkend door de Verenigde Naties.
Van februari 1917 tot oktober 1917 | De dubbele macht: de sovjets en de voorlopige regering
De periode na februari 1917 wordt gekenmerkt door een dubbele macht: enerzijds waren er de sovjets (“raden” in het Russisch), anderzijds de voorlopige regering.
Sovjets zijn verenigingen van arbeiders, boeren, soldaten of burgers die rechtstreeks beslissingen nemen. De eerste ontstonden tijdens de eerste Russische revolutie (die van 1905, die mislukte). In de sovjets kwam het volk samen om te discussiëren, maar ook om zelf een deel van hun eigen gemeenschap te beheren. De sovjets waren voor de arbeiders, de boeren en de soldaten een manier om zich te organiseren en zo hun wantrouwen uit te drukken ten opzichte van al degenen die hen hadden onderdrukt. De sovjet van Petrograd, waarvan de arbeiders en de soldaten van het garnizoen hun vertegenwoordigers verkozen, wierp zich na de Februarirevolutie onmiddellijk op als een regeringsmacht. De sovjet besliste onmiddellijk de Rijksbank, de Schatkist, de Munt en de diensten die het geld drukken, te bezetten. De arbeiders, de soldaten en kort daarna ook de boeren, wendden zich voortaan enkel nog tot de sovjet, die de belichaming van de revolutie was.
De arbeiders verkozen socialisten in de sovjet, dat wil zeggen degenen die niet alleen tegen de monarchie waren, maar ook – tenminste toch in woorden – tegen de bourgeoisie. De arbeiders maakten vrijwel geen onderscheid tussen de drie partijen die zich socialistisch noemden: de revolutionaire socialisten (vooral van invloed op de boeren), de mensjewieken (sociaaldemocraten) en de bolsjewieken. In het begin hadden de mensjewieken en de revolutionaire socialisten een duidelijk overwicht.
Maar de oude instellingen bestonden nog: het Parlement (de Doema), dat nog schatplichtig was aan de tsaar, de gemeenteraden ... Die traditionele organen werden gedomineerd door de partijen van de bourgeoisie en de rijkste boeren. Parallel met de oprichting van de sovjet in Petrograd, werd een voorlopige regering gevormd rond prins Lvov, lid van de Constitutioneel-Democratische Partij, de belangrijkste partij van de bourgeoisie. De revolutionaire socialisten en de mensjewieken beslisten ook toe te treden tot die regering. De regering bleef achter de oorlog staan en voerde geen landhervorming door ... Veel van die socialisten rechtvaardigden zo het voortzetten van de oorlog “in naam van de revolutie”. Lenin, de leider van de bolsjewieken, hekelde deze lijn.
Er ontstond dus een situatie van dubbele macht, ook al gaf de sovjet van Petrograd – met als voorzitter een sociaaldemocratische mensjewiek – het vertrouwen aan de voorlopige regering in afwachting van het samenroepen van een grondwetgevende vergadering.
Lenin zag in de sovjets het centrale instrument van de revolutie. “Alle macht aan de sovjets!”, verdedigde hij. Volgens hem was de macht van de arbeiders niet de voorlopige regering, maar de macht van de sovjets. Het belangrijkste doel van de revolutie was de macht van de voorlopige regering overgeven aan de sovjets, vond hij.
De gebroken beloftes van de voorlopige regering
De voorlopige regering wilde geen enkele al te radicale maatregel nemen, zelfs niet het uitroepen van de republiek. Ze weigerde in te gaan op de eisen van de sovjets, zoals het beëindigen van de oorlog, de verdeling van de grond van grootgrondbezitters onder de boeren, de achturige werkdag ... Ze verwezen die kwesties naar een toekomstige grondwetgevende vergadering, maar zeiden erbij dat die niet kon worden samengeroepen zolang miljoenen kiezers zich aan het front bevonden.
De afkeer voor de oorlog en voor de voorlopige regering deed meer en meer arbeiders de kant van de bolsjewieken kiezen. Begin juni waren de bolsjewieken in de meerderheid in de arbeiderssovjet van Petrograd. Het leger viel uiteen, de soldaten weigerden nog in de frontlinie te staan, het aantal deserteurs nam toe. De soldaten en de arbeiders kwamen op straat. Ze eisten dat de leiders van de sovjet van Petrograd de macht namen.
De bolsjewieken steunden de manifestanten. De regering trad hard op en de repressie trof vooral de bolsjewistische partij, die ervan beschuldigd werd dat ze betaald werd door de Duitsers. De regimenten die de revolutie steunden, werden in kleine eenheden naar het front gestuurd, de arbeiders werden ontwapend. De doodstraf die in februari was afgeschaft, werd weer ingevoerd.
De regering was in crisis. Sommige ministers en aanhangers van de tsaar achtten het ogenblik gekomen om de tsaristische orde te herstellen.
Op 9 september bereidde de pro-tsaristische stafchef van het leger, Kornilov, benoemd door de sociaaldemocratische eerste minister Kerenski, zich voor om de sovjets en de arbeidersorganisaties te vernietigen. Kerenski was niet bij machte hem tegen te houden, maar het waren integendeel de sovjets die Kornilov een zware nederlaag toebrachten en de situatie omkeerden. De bolsjewieken stonden vooraan tegen Kornilov en kwamen versterkt uit die gevechten. Zowel de sovjet van Petrograd als die van Moskou werd in meerderheid bolsjewistisch.
Brood, grond en vrede: de verzuchtingen van oktober 1917
In de herfst van 1917 kwam ook het platteland in opstand. De boeren namen de gronden van de grootgrondbezitters in beslag. Toen ze vernamen dat de gronden verdeeld werden, deserteerden de soldaten, vaak van boerenafkomst, massaal om er op tijd bij te zijn. Op dat moment beslissen de arbeiders van Petrograd om echt een einde te maken aan de oorlog, de gronden aan de boeren te geven en de achturendag in te stellen, de regering-Kerenski moest worden omvergeworpen. Het begin van de Oktoberrevolutie.
In de nacht van 24 op 25 oktober 1917 verlieten hele eenheden soldaten de kazernes. Gewapende arbeiders verlieten de fabrieken. Ze marcheerden naar de belangrijkste punten van de stad: bruggen, stations, de centrale bank, post- en telefooncentrales. Ze kregen daarbij weinig weerwerk. Op enkele bataljons leerling-officieren na was er binnen het leger in de hoofdstad niemand meer die de voorlopige regering van eerste minister Kerenski nog steunde.
Deze opstand was voorbereid door de bolsjewistische partij. Op 10 oktober was de leiding van de partij tot de conclusie gekomen dat de nationale en internationale situatie aan het wankelen was. In de Duitse oorlogsvloot was er opstand uitgebroken, en in heel Europa kwamen revolutionaire bewegingen op tegen de oorlog. In Rusland bestond het reële gevaar dat de zittende regering zou capituleren en Petrograd in handen van de Duitsers zou geven. De boeren kwamen massaal in opstand en zij schaarden zich net als de arbeiders aan de kant van de bolsjewieken. De rechtse tsaristische krachten bereidden een offensief voor om de macht te heroveren, zoals ze al hadden geprobeerd met de tsaristische generaal Kornilov.
Staatsmacht komt in handen van de sovjets
Het tweede Congres van de sovjets kwam op 25 oktober in de avond samen. De bolsjewieken hadden er ondertussen een grote meerderheid. Op 33 uren tijd werden alle maatregelen genomen die de voorlopige regering de acht maanden ervoor niet had genomen. In de nacht van 26 oktober nam het congres van de sovjets het decreet over de vrede aan. Het nodigde de oorlogvoerende landen uit om onmiddellijk een wapenstilstand van minstens drie maanden af te kondigen en vredesonderhandelingen te starten (de wapenstilstand met Duitsland zou uiteindelijk in maart 1918 ondertekend worden).
Dezelfde nacht werd een decreet aangenomen dat stelt dat de grond toebehoort aan wie haar bewerkt, en het bezitrecht van de grootgrondbezitters op de grond werd onmiddellijk afgeschaft, zonder enige schadeloosstelling.
Alle bodemrijkdommen (olie, kolen, mineralen ...), bossen en waters werden eigendom van het volk. Een ander decreet voerde de arbeiderscontrole in de fabrieken en de 8-urendag in.
Het congres van de sovjets richtte een regering op: de raad van commissarissen van het volk (ministers). Lenin werd er de voorzitter van.
Van oktober 1917 tot februari 1918 verspreidde de revolutie zich over het hele land. Tezelfdertijd werden nog een pak andere hervormingen doorgevoerd: de schrapping van de Russische staatsschuld, de nationalisering van banken en grote industrie, het einde van discriminatie op basis van nationaliteit en het recht op zelfbeschikking van de naties die het Russische rijk vormden1, gelijke rechten voor de vrouw en de bevestiging van de gelijkheid van lonen, de legalisering van abortus in 1920 en maatregelen om de bevolking te leren lezen en schrijven, onderwijs te bevorderen en het inschrijvingsgeld voor de universiteiten af te schaffen.
Een vreselijke burgeroorlog
Maar vanaf de eerste dag van haar bestaan werd de jonge Sovjet-Unie (de naam die het land zichzelf gaf na de revolutie) geconfronteerd met buitenlandse inmenging, economische blokkades, en politieke en militaire aanvallen. De oude tsaristische machten, gesteund door westerse machten, probeerden haar omver te werpen. In 1918 vielen de Britse, Franse, Japanse, Italiaanse en Amerikaanse legers Rusland binnen en steunden de tsaristische troepen die over het hele grondgebied opereerden. Van 1918 tot 1921 zou die burgeroorlog miljoenen doden eisen, vooral slachtoffers van de hongersnood ten gevolge van de buitenlandse militaire interventies en de blokkade die westerse machten organiseerden.
1. In de loop der daaropvolgende jaren werden vijf onafhankelijke staten gecreëerd, en binnen de Russische federatie werden 17 autonome republieken en regio’s opgericht.
De eerste minister die er als de dood voor was dat ook in België een revolutie zou volgen
“Eind 1920 leefde de conservatief-katholieke premier Henri Carton de Wiart in de bange overtuiging dat ook België een revolutie naar bolsjewistisch model kon beleven”, schreef Marc Reynebeau in De Standaard (2 januari 2017). Na de Oktoberrevolutie in Rusland werden in heel Europa snel sociale en politieke hervormingen doorgevoerd. Het hele establishment had schrik dat de revolutie naar hier kon overslaan. Dat de arbeidersbeweging er toen in slaagde sociale rechten te verwerven is te danken aan harde, heldhaftige strijd, maar ook aan het bestaan van de Sovjet-Unie.
Na de revolutie van 1917 werd in de Sovjet-Unie een echt systeem van sociale bescherming opgebouwd. De arbeidersbeweging overal ter wereld raakte daardoor geïnspireerd. Vanaf 30 oktober 1917 installeerde de Sovjet-Unie een systeem van volledige sociale bescherming, met onder meer tijdelijke arbeidsongeschiktheid (bij ziekte en ongeval), medische bijstand, moederschapverlof, werkloosheidsvergoeding, permanente invaliditeit … Arbeiders die gewond of ziek waren, kregen de garantie dat ze hun loon en hun werk behielden. Die principes vormden een kader van algemene bescherming van het werk, dat in die tijd uniek was in de wereld. Die principes zouden de daaropvolgende decennia ook de kern vormen van de eisen van de arbeidersbeweging in de westerse landen. Als vandaag ook de economische en sociale rechten – recht op gezondheid, recht op onderwijs ... – tot de fundamentele rechten behoren, dan is dat ook het resultaat van 1917.
De Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek – de belangrijkste inspirator voor de neoliberale koers van Reagan en Thatcher – zou trouwens schrijven: “De economische en sociale rechten zijn de ruïneuze uitvindingen van de marxistische revolutie.”
In België leidde de algemene staking van 1919, maar vooral de schrik dat de revolutie naar ons land zou overslaan, ertoe dat in 1921 de 8-urendag en de 48-urenweek werden ingevoerd. Hetzelfde geldt voor het algemeen stemrecht, dat werd ingevoerd (enkel voor mannen) in 1919 (na ook drie algemene stakingen in 1893, 1902 en 1913).
De Russische revolutie was ook de eerste die politieke rechten gaf aan vrouwen. In België zouden de vrouwen tot 1948 moeten wachten om stemrecht te verkrijgen.
Koloniale emancipatie
Maar de Oktoberrevolutie zou ook de strijd voor nationale bevrijding en tegen rassendiscriminatie inspireren. De hele planeet was in die tijd privé-eigendom van de grote keizerlijke machten en imperialisten. Lenin riep op tot “strijd tegen de onderdrukking van de afhankelijke landen en de kolonies, alsook de erkenning van hun recht op afscheiding”. Sovjet-Rusland onthulde de geheime verdragen tussen koloniale machten, zoals het verdrag Sykes-Picot in het Midden-Oosten. De steun die het vervolgens gaf aan de antikoloniale bewegingen is een belangrijk element in de ontwikkeling van de nationale bevrijdingsbewegingen in de derde wereld.
In de Verenigde Staten mochten de zwarten niet stemmen. Maar in 1952 schreef de Amerikaanse minister van Justitie van de Verenigde Staten aan het opperste gerechtshof: “U moet absoluut verklaren dat de wetten die de segregatie tegen de zwarten instellen, ongrondwettelijk zijn. Zo niet gaan de Sovjet-Unie en de communistische beweging in de derde wereld en in de koloniale wereld daarvan profiteren.”
Meer weten? Tien dagen die de wereld deden wankelen
De Amerikaanse journalist John Reed was afkomstig uit een gegoede familie, maar was ook een overtuigd socialist. Als ooggetuige schreef hij die stormachtige gebeurtenissen van de Oktoberrevolutie neer in Ten Days that Shook the World. Het boek verscheen in 1919 in New York en kende veel succes. Het boek is ook verkrijbaar in het Nederlands (uitgeverij EPO) en te koop via pvdashop.be.
De Oktoberrevolutie vond plaats in ... november
In 1917 hanteerden West-Europa en Rusland nog een verschillende kalender. De Russische was traditioneel gebleven – en wordt de juliaanse kalender genoemd (naar Julius Caesar) – en hield geen rekening met de exacte duur van de omwenteling van de aarde om de zon. Dat komt neer op een fout van acht dagen per duizend jaar.
De gregoriaanse kalender (naar paus Gregorius XIII) is wel aangepast aan de correcte omwentelingsduur en is in West-Europa in voege sinds de 16de eeuw. Gevolg is dat de revolutie volgens de juliaanse kalender plaatsvond op 25 oktober 1917 en volgens de gregoriaanse kalender op 7 november 1917. De Oktoberrevolutie vond dus in werkelijkheid plaats in ... november.
Dit artikel komt uit het maandblad Solidair van juli 2017. Abonnement.
Reageren op dit artikel? Mail naar redactie@solidair.org.